In 1931 startte de eerste VU-hoogleraar pedagogiek, Jan Waterink (1890-1966) zijn ‘Paedologisch Instituut’ in Amsterdam, een kliniek voor de diagnostiek en observatie van ‘moeilijke’ en ‘achterlijke’ kinderen in een universitaire setting. Daarmee had hij een primeur in Nederland. In 1936 zou een dergelijk instituut ook aan de Nijmeegse universiteit tot stand komen, gevolgd door diverse andere na de Tweede Wereldoorlog. In deze bijdrage staan de eerste tien jaar van Waterinks instituut centraal: welke kinderen kwamen voor opname in aanmerking en hoe was de behandeling en diagnostiek? Daarnaast ga ik in op Waterinks motieven en idealen en hoe die zich verhielden tot zijn levensbeschouwelijk gekleurde visie op de pedagogiek als wetenschap.