Buitenbeentjes was de benaming voor de doelgroep waarmee ik in de jeugdzorg gewerkt heb, in toenmalige termen: kinderen met leer-, ontwikkelings- en gedragsmoeilijkheden ten gevolge van een lichte hersenfunctiestoornis (MBD). Met deze kinderen had ik direct een gevoelsband.
Is buitenbeentje een vergeten woord? Niet echt, in deze rubriek kan het dan ook zelf gezien worden als een buitenbeentje ten opzichte van andere écht vergeten woorden. Het is nog steeds gangbaar en drukt een ervaring uit die mij heeft gevormd en die ik bij mijn afscheid als redactielid en columnist graag onder woorden wil brengen. Ik begon in de jeugdzorg als psycholoog, maar zag al snel dat de problematiek van kinderen naast psychologische en biologische factoren sterk bepaald was door hun maatschappelijke uitzonderingspositie. Die kwam meer aan bod in de orthopedagogiek dan in de psychologie, reden waarom ik mij bekeerde tot de orthopedagogiek als wetenschappelijke discipline waarin ik me thuis voelde en verder ontwikkelde. Ten opzichte van mijn collega-psychologen werd ik aldus een buitenbeentje, wat interessante discussies opleverde.
Daarnaast was ik een buitenbeentje in de wetenschap. In een tijd die gedomineerd werd door empirisch onderzoek met allerhande cijfermatig materiaal heb ik een theoretisch proefschrift geschreven met geen andere cijfers dan paginanummers, hoofdstuknummering, paragraafi ndelingen en aanduidingen voor tabellen. Mijn promotor, een wiskundige met de specialisatie mathematische statistiek, ben ik er nog steeds dankbaar voor.
Wetenschap bestrijkt een streng gedefi nieerd stuk van de werkelijkheid, maar toegepast op de praktijk dreigt de mathematisch-statistische taal van de wetenschap de natuurlijke taal van mensen in de praktijk en daarmee hun praktische kennis volledig te overvleugelen. Dit was voor mij reden om een op ons instituut met veel moeite en (in mijn ogen) enige borstklopperij ontwikkeld diagnostisch model op praktische gronden af te wijzen. Een diagnostiekbespreking op wetenschappelijke grondslag zou (wederom in mijn ogen) te veel ruimte innemen qua tijd en inhoud en zou de inbreng van andere disciplines naar de achtergrond dringen – de disciplines die zich met het kind bezighielden en die hun bevindingen rapporteerden in natuurlijke taal. Zelden heb ik collegae zo kwaad en gefrustreerd zien reageren. Als een echt buitenbeentje heb ik dat moment altijd gekoesterd en ik voelde me opgenomen in de bijzondere club van buitenbeentjes die gevormd wordt door zelfkritische wetenschappers. Waarvan akte.