Participatief jeugdonderzoek begint en eindigt met vertrouwen. Zien volwassenen jongeren al dan niet als competente gesprekspartners met een waardevolle inbreng en mening? Vertrouwen zij voldoende op de competenties van jongeren om zeggenschap aan hen te geven? Maar ook: hebben kinderen en jongeren voldoende vertrouwen in zichzelf en in ons als volwassenen om zich te verbinden aan een participatief jeugdonderzoek?
Het is 1995 wanneer ik als tienermeisje meedoe aan een participatief jeugdonderzoek naar de impact van voorlichtingsprojecten voor jongeren die gericht zijn op het tegengaan van racisme en discriminatie. Ik maak deel uit van een onderzoeksteam van jongeren uit mijn woonplaats, en weekenden lang zitten we met twee onderzoekers van Stichting Alexander in het lokale cultureel centrum om ons onderzoek gezamenlijk vorm te geven, voor te bereiden en uit te voeren. We krijgen een interviewtraining en interviewen jongeren door het hele land. We bespreken de uitkomsten en bedenken adviezen voor het Nationaal Comité 4 en 5 mei, die we mogen presenteren in de McDonald’s tegenover de Tweede Kamer in Den Haag.
Bijna dertig jaar later kan ik nog altijd de verwondering en trots van toen voelen. Er werd naar mij geluisterd, in plaats dat ik naar volwassenen moest luisteren die meenden te weten wat goed voor mij was. En: er werd echt wat mee gedaan! Deze ervaring is de belangrijkste reden dat ik inmiddels 22 jaar als participatief jeugdonderzoeker werk, en alle jongeren die meedoen aan mijn onderzoeken eenzelfde ervaring gun. De afgelopen jaren is de aandacht voor participatief jeugdonderzoek toegenomen, maar waar hebben we het precies over? Kunnen en willen jongeren wel betrokken worden bij onderzoek? Waarom is wederzijds vertrouwen zo belangrijk, en vertrouwt de samenleving eigenlijk wel op de inzichten en adviezen van jongeren?