Voor het structureren en begrijpen van het sociale is het onderscheid en de tegenstelling tussen de domeinen van het ‘private’ en het ‘publieke’ fundamenteel. We gebruiken een hele reeks van begrippen om dit verschil te articuleren, en de termen van elk van deze opposities zijn onderling zeker geen synoniemen, maar toch wel verwant. Het private staat aan de kant van: het intieme, het informele, het familiale, en wordt doorgaans verbonden met de metafoor van ‘binnen’, en van Eigenraum. Het publieke gaat mee met het gemeenschappelijke, het sociale, de samenleving, het maatschappelijke, het collectieve, het officiële, en deze termen verwijzen doorgaans op de één of andere wijze naar ‘buiten’, naar het ‘openbaar domein’. Een traditioneel model om de verhouding tussen de domeinen van het private en het publieke te denken is dat van de in elkaar gelegde kringen. Rond het ‘punt’ dat een individu voorstelt trekken we ‘intieme kringen’ die de sfeer van het private en het familiale begrenzen; deze private kleine kringen situeren zich dan binnen wijdere, sociale, gemeenschappelijke ruimtes, die dan op hun beurt opgenomen zijn in nog grootschaliger verbanden, nog grotere ‘kringen’. De meer omvattende ruimtes worden telkens bewoond door een méér groter ‘wij’, dat de kleinere sociale verbanden incorporeert: ik/wij leven in ons huis, een groep van kleine wij’s leven in ‘onze’ straat of onze buurt en onze stad, en vormen de gemeenschappen die leven in
onze regio, ons land, ons Europa, en onze Wereld…