Op 20 januari van dit jaar nam hoogleraar gedragsbiologie Johan Bolhuis afscheid met een belangrijk afscheidscollege. Hij sprak over de toekomst van de geest en legde uit dat die toekomst twee bedreigingen kent: de evolutietheorie en het behaviorisme.
Bolhuis was wat we in het nog recente verleden een ‘etholoog’ noemden, en tegenwoordig liever ‘gedragsbioloog’. Als onderzoeker stortte Bolhuis zich op zang leren bij zebravinken. Deze vogels worden niet geboren met een liedje, maar moeten dat leren van meestal hun vader. Bolhuis stortte zich met zijn groep en in samenwerking met wereldberoemde taalkundigen, onder wie Noam Chomsky, op vogelzang en spraak. Ze vonden weliswaar interessante neurale parallellen, maar op de vraag naar cognitieve parallellen kwamen ze tot de unanieme conclusie dat vocalisaties van vogels niet beschikken over een soort grammatica die vergelijkbaar is met die van menselijke taal. De conclusie is: taal is een cognitieve capaciteit die alleen aan mensen is voorbehouden. Naar het inzicht van Bolhuis en collega’s zijn de claims die gedaan zijn over taalvermogen en bij voorbeeld moraliteit bij dieren onjuist: ‘De evolutionaire benadering van de studie van cognitie leidt tot een devaluatie van de menselijke geest. Die is in deze interpretatie helemaal niet uniek, maar slechts een variant op die van andere dieren.’
Bolhuis staat hiermee tegenover de onlangs overleden wereldberoemde etholoog (of: gedragsbioloog) Frans de Waal. De Waals werk was sterk in het demonstreren van parallellen tussen dierlijke en menselijke cognitie, wat de menselijke uniciteit relativeert. Bolhuis verdedigt op goede gronden vooral de uiteindelijke uniciteit van de menselijke cognitie en acht de evolutietheorie dan ook een bedreiging van de toekomst van de geest.