Kinderen worden geboren in een omgeving die door hun ouders en voorouders is gebouwd. Die omgeving is hun oefenterrein om op te groeien tot volwaardige mensen. Het bouwen en verbouwen van de woonomgeving wordt gedaan door en voor volwassenen. Dat is goed want kinderen moeten opgroeien in een omgeving waarin ze kunnen oefenen voor hun leven als volwassene. Het is echter van belang dat de omgeving dan ook zo wordt ingericht dat zij zich hierin optimaal kunnen ontplooien. Ik ben opgegroeid in een dorp waar de omgeving over een lange periode was ontstaan en waarin alle aspecten van de geschiedenis en de actualiteit van leven en werken ervaarbaar waren. Daar waren geen aparte speelplaatsen.
Het erf bij ons huis en de naarmate we ouder werden steeds groter wordende buurt, was ons oefenterrein waar we naar hartelust van alles konden doen waar we aan toe waren. Onze vader had een klein aannemingsbedrijf met een werkplaats aan huis. Op het erf lag altijd een grote hoop metselzand en er stonden stapels stenen en dakpannen. In de werkplaats was hout opgeslagen en lag alle mogelijke gereedschap voor het grijpen. Er was een grote tuin waar de eigen groente werd verbouwd en er stonden bessenstruiken, appel- peren- en pruimenbomen. We hadden kippen en konijnen en soms een schaap. Wanneer er iets te vieren viel, slachtte mijn vader op zaterdag een van de dieren die dan op zondag gegeten werd. Het gras dat overal groeide werd in de zomer gemaaid en daarna als hooi opgeslagen in een schuur achter de werkplaats. Boven het hooi was een vliering waar de winterappels werden bewaard. Onder een afdak achter de schuur stonden de handkarren waarmee bouwmaterialen en kozijnen naar het werk werden gebracht. Het hele erf en de erven van de buren waren speelterrein, alle attributen waren speeltuig, apart speelgoed hadden we niet. We waren altijd buiten, wanneer het regende onder het afdak, in de schuur of in een hut die we hadden gebouwd, in de winter speelden we in de sneeuw of op het ijs. Dit was prachtig tot de puberteit begon en het onbezorgde kinderspel afgelopen was. Toen wilde je wel eens wat anders beleven. Maar er was verder niets te doen en dat is de reden dat ik nadat ik op mijn achttiende van huis ben weggegaan altijd in een stad heb gewoond en nooit heb terugverlangd naar het gemoedelijke en o zo vervelende dorpsleven. In tegenstelling tot de langzaam gegroeide omgeving waarin ik ben opgegroeid worden nu kinderen geboren in wijken als bijvoorbeeld de uitbreiding van Utrecht, Leidsche Rijn, waar in korte tijd duizenden eensoortige woningen verrijzen. Handel en nijverheid zijn hierin niet meer geïntegreerd. Hier ontstaat een eenvormiger schraler leefklimaat waar niet meer op een organische wijze voldoende prikkels ontstaan voor een rijk arsenaal aan ervaringen. Het is daarom van belang dat bij het maken van plannen voor stadsuitbreidingen, voor bouwen en verbouwen en voor de inrichting van huizen en erven speciale aandacht wordt besteed aan de behoeften van de kinderen om te vermijden dat deze tekortkomen aan mogelijkheden tot het opdoen van ervaringen.