De conceptualiteitsimpasse ontstaat als verondersteld wordt dat conceptuele kennis uit onderzoek ook handelingskennis is. Verwijzend naar conceptuele kennis uit onderzoek krijgen leraren van de Inspectie (maar ook van andere geledingen in het onderwijsveld) gedragsvoorschriften in de veronderstelling dat zij die conceptuele kennis gewoon maar even hoeven uit te voeren. Er ontstaat een impasse als op handelingsniveau het uitvoeren van die voorschriften zinloos of uiterst complex is. De Inspectie reikt de onderwijspraktijk op basis van onderzoek ook op conceptueel niveau oplossingen aan om complexe praktijkproblemen (bijvoorbeeld het motivatieprobleem) te verhelpen, terwijl het vanuit handelingsperspectief de vraag is of het probleem zo werkelijk opgelost kan worden. De conceptualiteitsimpasse ontstaat dus als wordt verondersteld dat conceptuele kennis uit onderzoek leraren een basis voor het handelen aanreikt en dat – als het handelen van leraren niet verandert of als het probleem niet opgelost wordt – de conclusie gerechtvaardigd is dat leraren in gebreke blijven.