Integraal jeugdbeleid is niet meer weg te denken uit het Nederlandse jeugdlandschap. Elke zichzelf respecterende gemeente heeft een nota integraal jeugdbeleid of werkt er inmiddels aan. Ook de landelijke overheid heeft integraal jeugdbeleid hoog in het vaandel. De recente oprichting van het Ministerie voor Jeugd en Gezin, dat coördinerend optreedt op het gebied van jeugd, is hiervan een aansprekend voorbeeld. Zo gesteld, wordt integraal jeugdbeleid gezien als een veelbelovende oplossing voor problemen met de jeugd. Maar is die belofte in te lossen? In dit hoofdstuk onderzoek ik de reikwijdte van integraal jeugdbeleid door een antwoord te formuleren op twee vragen: Wat zegt het over onze beschaving dat integraal jeugdbeleid zo ‘in’ is? En dragen deze investeringen in integraal jeugdbeleid bij aan de beschaving? Kortom, helpt het of hebben we er last van?
Deze twee vragen beantwoord ik langs de volgende weg. In het eerste deel van dit hoofdstuk schets ik de contouren van het landschap van integraal jeugdbeleid. Ik geef aan voor welke problemen integraal jeugdbeleid een oplossing is, wat die oplossing inhoudt en of deze historisch gezien wel zo ‘nieuw’ is. In het tweede deel keer ik terug naar een van de pedagogische basisvragen: wat is de uitdaging van opvoeding en onderwijs eigenlijk? De lusten en lasten van integraal jeugdbeleid bespreek ik vervolgens in het licht van deze uitdaging.
Integraal jeugdbeleid: het landschap
De maatschappelijke context
Nieuw jeugdbeleid start, zoals dat vaker gaat, met een ernstig incident. In Engeland ging aan het nationale jeugdprogramma Every Child Matters de gruwelijke dood van Victoria Climbié vooraf. Dat incident vormde voor de toenmalige premier Blair het startschot voor Every Child Matters. In Nederland gebeurde dat in 2004, toen de driejarige peuter Savanna dood gevonden werd in de kofferbak van de auto van haar moeder en haar moeders vriend. De bij het gezin betrokken hulpverleners hebben haar dood niet kunnen voorkomen. De publieke en politieke verontwaardiging en collectieve schaamte waren groot: dat in een beschaafd land het basisrecht op bescherming en veiligheid van een kind zo onmiskenbaar ernstig was geschaad.