Over even goed de beste zijn
Op de vraag hoe de kleuterschool verdwijnen kon, is snel een verrassend kort antwoord te geven: tegen de toenmalige ingrijpende kabinetsplannen blijkt hoegenaamd geen politieke weerstand te hebben bestaan. Gegeven de heftige discussies die werden gevoerd over dit onderwerp tijdens de congressen ‘Dolgedraaid? Mogen peuters nog peuteren en kleuters nog kleuteren?’ en ‘De kleuterschool moet terug!’ in 2005 komen we, als we teruggaan naar de jaren voorafgaand aan het jaar 1981 waarin de Wet op het Basisonderwijs in de Tweede Kamer werd aangenomen, in een onverwacht rimpelloos tijdperk terecht.
De Wet op het Basisonderwijs blijkt in de jaren zeventig politiek volkomen onomstreden te zijn geweest. Politieke partijen, van links tot rechts, schaarden zich alle achter dezelfde grondgedachte. Gegeven de hedendaagse politieke tegenstellingen over allerlei onderwerpen is het voor de historicus vaak verbijsterend om, teruggaand in de tijd, tot de ontdekking te moeten komen dat de tijdgeest doorslaggevender is geweest dan de beleden politiek-ideologische tegenstellingen doen vermoeden. In het geval van de consensus over de wenselijkheid van de invoering van de Wet op het Basisonderwijs is de schok van deze ontdekking echter erg groot. Al in 1972 had de Tweede Kamer een wet aangenomen waarin was vastgelegd dat er vanaf dat moment sprake zou zijn van geïntegreerde scholenbouw. In 2005 roepen dat de kleuterschool terug moet komen, klinkt, tegen de achtergrond dat er sinds 1972 in Nederland al geen aparte kleuterschoolgebouwen meer mochten worden gebouwd, wel heel reactionair. Wat voor de toenmalige politieke consensus de doorslag heeft gegeven is niet gemakkelijk te achterhalen, maar de retorische kracht van de idee van de doorgaande
lijn in de ontwikkeling heeft daaraan zeker in belangrijke mate bijgedragen.