De wetenschappelijke benadering van kind en kindzijn kenmerkt zich vaak door een ambivalente mix van rationalisme en sacralisering. We vinden dit bijvoorbeeld mooi terug in het competentiedebat over het gebruik van nieuwe media door kinderen. Enerzijds streeft men hierbij naar een in kaart brengen van de competenties van kinderen (vanaf welke leeftijd kennen kinderen het onderscheid tusen fictie en non-fictie?), anderzijds verzet men zich soms heel fel tegen de combinatie kinderen en nieuwe media, simpelweg omdat het om kinderen gaat. Rationalisme en sacralisering hebben een belangrijk deel van hun wortels in de eeuwwende naar de twintigste eeuw. Rationalisme verwijst naar wat Max Weber de onttovering van de wereld heeft genoemd. Deze onttovering of Entzauberung laat zich op twee verschillende manieren invullen (Dassen, 1999). In de eerste plaats slaat onttovering op het ‘nuchter’ worden van de wereld. De wereld is voortaan nog slechts empirische werkelijkheid, ontdaan van iedere verwijzing naar iets vaststaands hierboven of hierbuiten. De geesten, de goden, de mysterieuze krachten van de magie, de ene, christelijke God, dit alles is onttoverd en ontmaskerd omdat het bestaan ervan niet wetenschappelijk aantoonbaar of bewijsbaar is. Onttovering betekent tegelijkertijd ook illusieloosheid. Weber zag het als een zwakte van zijn tijd dat men niet opgewassen leek tegen een onttoverd alledaags bestaan en men daarom in allerlei surrogaat- religies zijn toevlucht zocht. De verwantschap met het denken van Nietzsche is hierbij opmerkelijk. De onttovering van de wereld is ‘de wereld zien in al haar naaktheid, hardheid, nuchterheid en ongewenstheid’ (Dassen, 1999, p. 203). Hiermee wordt onmiddellijk het verschil duidelijk met de vertegenwoordigers van de Duitse Romantiek zoals Schiller, Novalis en Hölderlin, aan wie Weber het concept Entzauberung ontleende.