Deze bijdrage noemt aan het begin een aantal oorzaken die er mogelijk toe hebben bijgedragen dat we in de achter ons liggende drie à vier decennia in de pedagogiek en pedagogie weinig over het geweten hoorden. Het lijkt daar een achterhaald concept. Dat is niet het geval in de normatieve ethiek. De veelheid van morele waarden die de normatieve ethiek heden ten dage typeert, blijkt het noodzakelijk te maken om een beroep op het geweten te doen. Ook in dagelijkse morele aangelegenheden blijken we er niet altijd zonder een beroep op dit vermogen uit te komen. De consequenties die dit voor de morele opvoeding heeft leiden ertoe dat men er in de pedagogiek en pedagogie niet onderuit komt om aandacht aan het geweten en de gewetensvorming te besteden.
Aan het eind van deze bijdrage zal aan de hand van een voorbeeld worden geïllustreerd in welk opzicht een opvoeding tekortschiet die gewetensvorming niet als een van haar doelstellingen neemt. De conclusie van deze verhandeling komt erop neer dat het onterecht en schadelijk is om het geweten te ontmaskeren als een van de idola in de betekenis die Francis Bacon aan idola gaf.