De belangstelling voor het opvoeden lijkt de laatste jaren in onze samen leving toe te nemen. Opvoeders, media, anderen in onze maatschappij en ‘de overheid’ zijn voortdurend in discussie over wat een goede opvoeding nu eigenlijk is. Veel maatschappelijke problemen worden gezien als het ge volg van ‘de opvoeding van tegenwoordig’ die ‘een jeugd van tegenwoordig’ creëert waar weinig goeds van te vinden is. De oprechte belangstelling van ouders en andere opvoeders voor wat ‘het beste is’ voor het kind is er ech ter ook. De groei van opvoedinformatie, met name digitaal, is gigantisch. De groei van het professionele werkveld opvoedingsondersteuning eveneens. Op iedere opvoedvraag is een professioneel antwoord te vinden op internet, met een emailconsult, op een pedagogisch spreekuur, in een Centrum voor Jeugd en Gezin, in een opvoedpoli, een Bureau Jeugdzorg of een instelling voor geestelijke gezondheidzorg. Of de belangstelling voor opvoeden groter is dan in andere tijden, is echter nog niet zo zeker. Terecht merkt de historisch pedagoog Jeroen Dekker (2006) op dat ‘het verlangen naar opvoeden’ van alle tijden is. Ouders hebben in alle tijden idealen voor ogen in de dagelijkse omgang met hun kinderen, in hoe ze de wereld van het kind organiseren, hoe ze hun kind groot willen zien worden. Die idealen zijn van alle tijden, maar ver schillen ook in alle tijden, hoewel er ook veel in de opvoeding door alle tijden herkenbaar is in andere tijden.