Om tot aanbevelingen te komen ter verbetering van het inzicht in en de aanpak van leesproblemen en dyslexie neem ik eerst een aantal ontwikkelingen rond het begrip dyslexie in eigen land onder de loep. Daarna ga ik in op het boek Developing the Debate uit 2016 waarin de ‘andersdenkende’ Engelse wetenschappers Julian Elliott en Rod Nicolson de degens kruisen.
Het probleem
Met de term dyslexie duidt men van oudsher min of meer ernstige problemen aan met lezen en spellen op woordniveau (andere termen: technisch lezen, decoderen, herkennen). Deze problemen manifesteren zich meestal al in de vroege jeugd en blijven in wisselende sterkte levenslang bestaan. In alle jaren als student orthopedagogiek, onderzoeker en docent, heb ik gevallen gezien die aan deze beschrijving voldeden. Het ging daarbij altijd om personen die in hun jeugd (basisschool) en meestal ook nog daarna, tot de zwakke (‘licht’ dyslectisch) of zeer zwakke lezers (‘ernstig’ dyslectisch) konden worden gerekend. Sinds tientallen jaren heeft de invloedrijke Stichting Dyslexie Nederland(SDN) in haar brochures (laatstelijk in 2016) voorstellen gedaan om informele beschrijvingen, zoals bovenstaande, onder te brengen in de meerstrikte en formele kaders van definities, onderkennende en verklarende diagnostiek en indicatie voor behandeling. Bij het toekennen van het label dyslexie spelen twee begrippen een hoofdrol.