Hoewel sekse een onderwerp is dat ons enorm bezighoudt, heeft de wetenschap nog steeds geen antwoord weten te geven op het belang en de aard van de verschillen tussen mannen en vrouwen. Er zijn verscheidene redenen te noemen waarom de wetenschap moeite heeft met de vraag over de verschillen tussen mannen en vrouwen. Om te beginnen gaat het altijd over de onderzoeker zelf, deze is in principe man of vrouw, tenzij er sprake is van transseksualiteit of hermafroditisme.
Het is lastiger wetenschappelijk de noodzakelijke objectiviteit te betrachten wanneer je jezelf niet los kunt maken van het onderzoeksobject. Dit geldt des te meer omdat er het een en ander afhangt van de sekseverschillen. De kwestie sekseverschillen heeft steeds tot strijd geleid omdat de gelijkheid of gelijkwaardigheid emotionele, sociale, maatschappelijke, economische en politieke gevolgen heeft. En het gaat niet alleen om de onderzoeker, het gaat ook altijd om zijn of haar gezins- en familieleden. De ‘spread of effect’ is omvangrijk. Een deel van de wetenschappelijke kennis vordert niet omdat het niet alleen om verzamelen van kennis gaat, wat al onderhevig is aan subjectiviteit, maar vooral omdat de conclusies afhankelijk zijn van interpretaties.
Nog een reden waarom onderzoek met betrekking tot sekseverschillen moeizaam vordert, is dat het onderzoek zich voornamelijk beperkt tot elementen en nauwelijks het patroon binnen een sekse als geheel beschouwt. Het gevolg is dat we over vele statistieken beschikken met betrekking tot de verschillen tussen mannen en vrouwen op een bepaald aspect, bijvoorbeeld wiskunde of empathisch vermogen, maar geen totaaloverzichten. Uit deze onderzoeken blijkt steeds dat er sprake is van normaalverdelingen waarbij er weliswaar verschillen bestaan, maar waarin de overlap tussen mannen en vrouwen groot is (zie figuur 1).