Het begrip ‘de pedagogische relatie’ is door Langeveld geïntroduceerd als belangrijk criterium om opvoeding te kunnen onderscheiden van andere vormen van menselijke interactie en beïnvloeding. De pedagogische relatie is ook wel gezien als startpunt van alle opvoeding: daar begint het mee. In de theoretische pedagogiek is het begrip ‘pedagogische relatie’ met name uitgewerkt voor de opvoeding in de gezinssituatie, dus tussen het kind en zijn ouder, maar ook voor de relatie tusen leerling en leerkracht, bijvoorbeeld door Stellwag (1970). Sinds een tiental jaren wordt in Nederland ook de kinderopvang gezien als domein waarbinnen wordt opgevoed. Dit is onder andere zichtbaar in de landelijk geaccepteerde pedagogische basisdoelen van de kinderopvang, namelijk het bieden van fysieke en emotionele veiligheid, socialisatie in gebruikelijke omgangsvormen en het bieden van een breed scala aan ontwikkelingsmogelijkheden. Hoewel Garske (2003) spreekt over de kinderopvang als het vierde socialisatiemilieu (naast gezin, school en vrije tijd), zouden we gelet op bovenstaande basisdoelen ook kunnen zeggen dat de kinderopvang vooral datgene moet bieden wat de ideaaltypische gezinsopvoeding ook biedt. Hoewel deze basisdoelen aanvankelijk geformuleerd zijn met het oog op de opvang van jonge kinderen (0 tot 4 jaar), worden ze ook gebruikt voor de buitenschoolse opvang van basisschoolleerlingen (4 tot 12 jaar). Als in beide domeinen sprake is van
opvoeding, dan zou er ook sprake moeten van een pedagogische relatie tussen groepsleiding (pedagogisch medewerker) en kind.