Als momenteel één ding duidelijk is aan het debat over het Nederlandse onderwijs, dan is het wel dat er grote verwarring heerst. Vrijwel niemand zal nog willen ontkennen dat er problemen zijn in ons onderwijs. Wat de diagnose en de oplossing van deze problemen betreft is er echter heel wat minder eenstemmigheid. Sommigen zijn van mening dat de veranderingen van de afgelopen jaren nog niet ver genoeg zijn doorgevoerd, anderen menen dat de klok beter zo snel mogelijk kan worden teruggedraaid. Dat geeft aan dat er nu vooral behoefte bestaat aan een deugdelijke langetermijnvisie, zodat de komende jaren tenminste een weg kan worden ingeslagen ter verbetering van ons onderwijs. Daartoe hoop ik in dit artikel een bescheiden bijdrage te geven. Als filosoof zal ik mij vooral richten op een aantal centrale elementen van een dergelijke visie, waarover naar mijn mening momenteel onvoldoende helderheid bestaat. Toch is ook de opheldering daarvan nog geen garantie voor succes. Niet alleen hebben de problemen in ons onderwijs een lange voorgeschiedenis – zodat zij niet zomaar ongedaan kunnen worden gemaakt –, zij houden bovendien ook nog eens verband met veel bredere maatschappelijke ontwikkelingen. Wat zich de afgelopen decennia in het (Nederlands) onderwijs heeft voltrokken is onlosmakelijk verbonden met een grote culturele omslag die in de jaren zestig van de vorige eeuw heeft plaatsgevonden. Niets doen is echter geen optie, want er staat te veel op het spel. Het is bovendien hoopgevend dat de maatschappelijke discussie over ons onderwijs onder brede lagen van de bevolking zo’n enorme weerklank heeft gevonden, zodat er eindelijk serieuze maatregelen lijken te zullen worden genomen. Daarnaast lijkt er ook cultureel sprake van het einde van een beweging die in de jaren zestig is ingezet.