De samenleving polariseert, en de spanning die dit oplevert is terug te zien in de klas. Steeds vaker vinden studenten het lastig om zich in een groep te bewegen en gezamenlijk verantwoordelijkheid te dragen. In het onderwijs heeft de nadruk lang op individuele vrijheid en ontwikkeling gelegen en nog steeds zijn veel onderwijsvernieuwingen gericht op het individu. De waarden solidariteit en gelijkwaardigheid krijgen minder aandacht terwijl dit hard nodig is nu de democratie onder druk staat.
Halverwege de krokusvakantie loop ik op een verlaten militaire begraafplaats in Normandië. Tweeduizend witte grafstenen vullen het grasveld. Op de stenen staan de namen van Britten, Canadezen en Amerikanen met daaronder hun geboorte- en sterfdatum. De meesten zijn niet ouder geworden dan 20 jaar. In mijn familie-appgroep deel ik een foto van de begraafplaats waarop mijn vader reageert met de woorden: ‘Daar ligt onze vrijheid.’ Zijn bericht emotioneert me. Hoe ouder ik word, hoe dichterbij de Tweede Wereldoorlog en de impact ervan lijken te komen. De jonge mensen die ik colleges geef over morele vorming, burgerschap en maatschappelijke vraagstukken – hoe zouden zij naar vrijheid kijken? Zouden zij hun leven geven voor het voortbestaan van de democratie zoals die nu functioneert?
Artikel 1 van de Grondwet
Vaak wordt gedacht dat het opgroeien in een democratie ervoor zorgt dat je vanzelf leert naar democratische waarden te leven. In de klas zie ik echter dat er meer nodig is om een democratie in leven te houden die voor iedereen vrijheid en gelijkwaardigheid garandeert.
Bij de start van het vorige schooljaar, vlak voor de landelijke verkiezingen, vroeg ik aan ongeveer honderd tweedejaarsstudenten of zij gingen stemmen. Een groot deel van de studenten was op dat moment niet van plan naar de stembus te gaan. Het verbaasde me niet. Een paar jaar eerder projecteerde ik artikel 1 van de Grondwet op een smartboard en vroeg ik een klas wat het gelijkheidsbeginsel voor hen betekende. Meerdere studenten gaven aan dat ze artikel 1 een mooi uitgangspunt vonden, maar dat ze niet het idee hadden dat het over hen ging. Ze voelden zich alleen in onze samenleving, en niet gelijkwaardig aan anderen behandeld. Een jonge moslima vertelde dat ze zo vaak negatieve reacties kreeg op haar religie dat ze was opgehouden iets over de islam te vertellen. Haar klasgenote, die op vrouwen valt, vertelde dat zij zich vaak niet veilig genoeg voelde om open over haar vriendin te praten. En er waren zeker vier studenten die een te laag schooladvies hadden gekregen vanwege hun achtergrond en pas na meerdere diploma’s in deze klas waren terechtgekomen.