Terwijl een potje voetbal twee-tegen-twee in volle gang is, wordt het steeds drukker op het geasfalteerde voetbalveldje dat in Park de Gagel in de Utrecht- se wijk Overvecht ligt. Langzaam maar zeker komen er steeds meer jongeren het veldje op gelopen of gefietst. Op het grote veld wordt gevoetbald en op de tafeltennistafel naast het veld wordt gehangen en gekletst. Er zijn zowel meiden van een jaar of zestien tot achttien die hun kleine broertje of zusje bij zich hebben, als jongens van een jaar of veertien tot achttien die op de playground komen voetballen, hangen of rondfietsen. Het is een ont- moetingsplaats voor jongens en meiden van alle leeftijden. Alles en iedereen loopt door elkaar heen en het potje voetbal, dat eerder als twee-tegen-twee gespeeld werd, neemt verscheidene vormen aan naarmate de tijd vordert en jongens en meisjes als bij willekeur in en uit het spel lopen. De bal wordt voortdurend heen en weer getrapt tussen de verschillende voeten en benen en aanhoudende kreten als: ‘Ego!, hier die bal! en goal!’ worden over het veldje geroepen door de spelers. Verder worden er maar weinig woorden gewisseld. Wie het veld in loopt speelt mee en wie het veld uit loopt sluit zich weer aan bij de anderen die langs de zijlijn staan of op de tafeltennistafel hangen, of gaat ergens anders heen.11