Bijna vijftig jaar geleden verscheen een opmerkelijk boekje: ‘Pourquoi des professeurs’?
Het was van de hand van de Franse filosoof Georges Gusdorf, een toentertijd bekende hoogleraar in Straatsburg. Hij was onder meer de leermeester van Louis Althusser en Michel Foucault. Pourquoi des professeurs? Waarom leraren?
Het boekje verscheen in 1963. Het waren ? niet alleen bij ons, maar ook in Frankrijk ? de jaren waarin een nieuwe tijd zich aankondigde, op sociaal, cultureel en politiek, maar ook op pedagogisch gebied. Op de Franse lerarenopleidingen werd de opvoedingsfilosofie vervangen door de onderwijswetenschappen. Er kamen nieuwe pedagogische denkbeelden op. De zelfwerkzaamheid van het kind kwam centraal te staan. Piaget kreeg steeds meer invloed. Mits in de juiste omgeving gebracht, kon een kind in een tiental jaren zichzelf opwerken tot een wetenschappelijk
denkniveau. De school, zo leerde Piaget de nieuwe generatie leraren, loopt altijd achter de ontwikkeling van het kind aan. En er kwamen nieuwe media: de radio, de tv, de schoolfilm en de in de VS ontwikkelde leermachines. Vooral die leermachines verkondigden een geheel nieuwe boodschap. In tegenstelling tot wat Piaget zei, kon met behulp van zo’n machine een kind alles leren wat je hem maar
wilde leren. De leraar leek er steeds minder toe te doen. Hij kon een leeromgeving inrichten, materiaal uitzoeken, leermateriaal klaarzetten en een leerling naar een leermachine brengen. Meer hoefde hij niet te doen. Waarom eigenlijk nog leraren?
Die vraag is nog steeds actueel. Na de jaren zestig en zeventig met zijn nadruk op ontplooiing en zelfwerkzaamheid ? waarop Gusdorf reageerde ? kwamen de jaren tachtig en negentig met de nadruk op instructie en effectiviteit. Daarop volgde het nieuwe leren en het competentiegerichte onderwijs: een afwisselende golfbeweging tussen wat de Duitse pedagoog Thedor Litt (1972/1927) ooit Wachsenlassen en Führen noemde, tussen vrij laten en sturen, tussen ‘voorwaarden scheppen’ en ‘doelgerichte instructie’. In dit artikel zal ik aan de hand van Gusdorf en enkele hedendaagse pedagogen, Meirieu, Goodlad en Alexander, het standpunt verdedigen dat het werk van de leraar zich tussen die uitersten in bevindt. Wil men voor kinderen en jongeren een wereld ontsluiten, of dat nu een kennis? of levensvorm is, dan zal men steeds moeten laveren tussen dat ‘laten groeien’ en ‘inwerken op’. Dat is wat niet alleen Gusdorf, maar ook Meirieu, Goodlad en Alexander, elk op hun eigen manier onder de aandacht brengen. En precies bij dat ‘laveren’ is de leraar cruciaal. Vooral daar doet hij ertoe.