Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft de werking van de wet passend onderwijs de afgelopen jaren laten evalueren. In het voorjaar van 2020 is hiervan de eindevaluatie gepresenteerd. Uit deze eindevaluatie blijkt dat de extra ondersteuning voor kinderen sinds de invoering van de wet beter wordt georganiseerd, onder andere doordat de wet grotere beleidsruimte geeft en daarmee flexibiliteit aan samenwerkingsverbanden, schoolbesturen en scholen. Uit de eindevaluatie blijkt echter ook, dat er in de dagelijkse praktijk nog te weinig ten positieve is veranderd ten opzichte van de situatie voor de inwerkingtreding van de wet. Zo ervaren leraren nog te weinig positieve impact op hun mogelijkheden om hun leerlingen te ondersteunen en zijn ouders nog te weinig ontzorgd. Wat betreft de kinderen kan niet worden vastgesteld of zij sinds de invoering van de wet meer hulp op maat krijgen. Wel weten we dat er nog geen dekkend aanbod is voor kinderen met specifieke complexe problemen en dat er jaarlijks een groeiend aantal kinderen thuiszit.
Het passend onderwijs functioneert aldus nog niet zoals in 2014 werd beoogd. Het IVRK en het Kinderrechten-comité, dat toeziet op de naleving van het IVRK, benadrukt dat de visie
van kinderen moet worden meegenomen als er belangrijke besluiten in en over hun leven genomen worden (art. 3 IVRK; GC nr. 14 en 12 IVRK)).5 De visie van kinderen met een extra
ondersteuningsbehoefte,6 die zijn aangewezen op passend onderwijs, is essentieel om tot goede aanpassingen te komen in het systeem van passend onderwijs. Hoewel de ervaringen van kinderen met passend onderwijs wel in een aantal tussenevaluaties zijn onderzocht, staan deze in de eindevaluatie niet centraal. De Kinderombudsman wil daarom de ervaringen van de kinderen die te maken krijgen met passend onderwijs belichten. Wat vinden zij op basis van hun ervaringen belangrijk in relatie tot passend onderwijs? Wat zijn knelpunten, behoeften en wat zien zij als oplossingen? Hoe kunnen we de ervaring van kinderen duiden in de context van de ervaringen die betrokken volwassenen (ouders, professionals) met passend onderwijs hebben?
Slotconclusies
De rechten van kinderen met een meervoudige en/of complexe ondersteuningsbehoefte zijn nog onvoldoende gewaarborgd in het passend onderwijs.
Op basis van het onderzoek van de Kinderombudsman concluderen we dat kinderen over het algemeen positief zijn over passend onderwijs. Tevens concluderen we dat kinderen met meervoudige en/of complexe ondersteuningsbehoeften nog te weinig gebruik kunnen maken van hun recht om samen met kinderen zonder ondersteuningsbehoefte naar school te gaan en daar voldoende op hen aangepaste ondersteuning te krijgen. Dat Nederland moet streven naar inclusief onderwijs volgt uit de verdragsverplichtingen van het IVRK en IVRPH. Inclusief onderwijs betekent dat kinderen met en zonder ondersteuningsbehoefte samen naar school gaan en gelijke kansen krijgen. Aan twee specifieke verdragsverplichtingen te weten adequaatheid en toegankelijkheid van ondersteuning wordt voor de kinderen met een meervoudige en/of complexe ondersteuningsbehoefte nog te weinig voldaan. Het gevolg hiervan is dat zij niet het onderwijs krijgen dat bij ze past en zij zich hierdoor minder goed kunnen ontwikkelen en tot leren kunnen komen.
Reguliere scholen zijn nog te weinig toegerust om kinderen met een meervoudige en/of complexe ondersteuningsbehoefte te helpen Zowel op basis van het onderzoek van de Kinderombudsman als op basis van de eindevaluatie passend onderwijs concluderen we dat het reguliere scholen nog te weinig lukt om kinderen met een meervoudige en/of complexe ondersteuningsbehoefte te helpen. Uit de eindevaluatie weten we dat de basisondersteuning op de meeste scholen op orde is, maar zwaardere vormen van ondersteuning niet altijd beschikbaar zijn en er nog geen dekkend aanbod is voor kinderen met specifieke complexe ondersteuningsbehoeften. Uit ons eigen onderzoek blijkt dat de randvoorwaarden in school ontbreken: de tijd, menskracht en expertise missen om kinderen de aandacht te geven waar zij behoefte aan hebben. Dat er onder professionals nog te weinig deskundigheid is, wordt ook in de eindevaluatie bevestigd: onvoldoende didactische competenties, geen gericht schoolbeleid op het gebied van passend onderwijs en te weinig aandacht hiervoor in lerarenopleidingen dragen ertoe bij dat het regulier onderwijs nog niet goed genoeg is toegerust.
Daarnaast blijkt het gebrek aan aansluiting met het jeugdhulpdomein het realiseren van een adequate ondersteuning te belemmeren. Ook dit punt zien we bevestigd in de eindevaluatie passend onderwijs. De systeemwerelden van onderwijs en jeugdhulp zijn nog te weinig op elkaar aangesloten. Het gaat hier niet alleen om de samenwerking tussen de professionals uit de verschillende domeinen, maar ook om aansluiting op het niveau van wetgeving, beleid en financieringsstromen. De afgelopen jaren is er gezamenlijk vanuit de ministeries van OCW en VWS en vanuit gemeenten inzet gepleegd om de aansluiting te verbeteren; de problemen blijven echter voortduren. Kinderen betalen hiervoor de prijs doordat ze door uitblijvende adequate hulp niet tot ontwikkeling en leren kunnen komen.
Een sterk pedagogisch en didactisch klimaat en voldoende aandacht zijn essentiële voorwaarden om van de geboden hulp te kunnen profiteren. De behoeften die kinderen met een ondersteuningsbehoefte in dit onderzoek hebben geuit gaan voor een belangrijk deel over hoe het in de klas en op school eraan toegaat. Als er geen rust, structuur, en goede onderlinge relaties zijn, kunnen kinderen te weinig profiteren van de ondersteuning die ze krijgen. Een sterk pedagogisch en didactisch klimaat op school en in de klas zorgt bovendien voor de ervaring van veiligheid en inclusiviteit. Het draagt eraan bij der aan bij dat school een thuisplek is waar het kind zichzelf kan zijn. Uit De Staat van het Onderwijs (2020) weten we dat een goed pedagogisch klimaat een belangrijke voorwaarde is om tot leren te komen en dat de best presterende scholen hierin uitblinken. Ongeacht ondersteuningsbehoeften, hebben álle kinderen hier belang bij. Hetzelfde geldt voor de behoefte aan aandacht die door kinderen in dit onderzoek is geuit. Voldoende aandacht van een deskundige professional die het kind begrijpt, is een belangrijke voorwaarde voor kinderen om zich ondersteund te voelen en zich op school goed te kunnen ontwikkelen.
Besluitvorming over passende ondersteuning is niet transparant en kinderen worden hierbij te weinig
betrokken en gehoord
In passend onderwijs is de ondersteuningsbehoefte van een kind leidend. Hoe de behoeften van kinderen worden onderzocht en vervolgens wordt besloten over een passend aanbod is niet voorgeschreven, maar overgelaten aan scholen en andere betrokken partijen zoals de samenwerkingsverbanden en jeugdhulp. Echter blijkt uit dit onderzoek dat er nog te weinig rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van een kind, zijn kwetsbaarheid, bijzonderheden, behoeften en vermogens. Bovendien blijkt de vaststelling van het belang van het kind op basis van de besluitvorming over de geboden ondersteuning onvoldoende transparant. Er lijken in deze besluitvormingsprocessen verschillende belangen te spelen (regels, financiën, organisatiebelangen) maar het blijft voor kinderen en ouders te vaak onduidelijk hoe deze andere belangen worden afgewogen tegen het belang van hun kind. Ook de professionals onderling lijken te worstelen met de besluitvorming en geconfronteerd te worden met elkaars belang. Dit speelt specifiek in de samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp.
Kinderen worden in de besluitvormingsprocessen over hun ondersteuning nu te weinig gezien, gehoord en geïnformeerd. Hun positie als belanghebbende met een eigen ervaring en visie wordt te weinig onderkend en er lijkt nog te weinig deskundigheid hoe kinderen op een constructieve manier te betrekken. Daarbij hoort ook het besef dat ouders weliswaar de belangen van hun kind vertegenwoordigen, maar dat de belangen van ouders en kinderen niet altijd dezelfde zijn. Kinderen moeten hun eigen belang naar vermogen kunnen behartigen.