Het welslagen van een samenwerking tussen onderwijsprofessionals en onderzoekers wordt gewoonlijk toegeschreven aan structurele condities, zoals tijd en middelen, of de kwaliteit van de interacties tussen betrokkenen. Weinig aandacht is er voor hetgeen waaraan of waarmee samengewerkt wordt, terwijl uit andere disciplines bekend is dat deze zogeheten objecten de samenwerking mediëren. Of en hoe dat in samenwerkingen tussen onderwijsprofessionals en onderzoekers het geval is, verkennen we met een kwalitatieve analyse van 49 casussen uit de internationale peer-reviewed literatuur. Hieruit blijkt dat er in elke samenwerking aan en/of met één of meerdere objecten gewerkt wordt, door ons gecategoriseerd als: probleemstelling, curriculum, lespraktijk, leerling, theorie, instrument, valorisatie, en samenwerking. We onderscheiden vervolgens vier verschillende manieren van object-gemedieerd werken: samenwerken aan een gedeeld object, onderwijsprofessionals begeleiden bij een praktijkrelevant object, benutten van een door onderzoekers ontwikkeld object en in verschillende praktijken werken met een grensobject. Hoewel deze manieren ieder op eigen wijze productief kunnen zijn, stroken ze niet altijd met de intenties van samenwerken. Meer aandacht voor objecten in bestaande en toekomstige samenwerkingen lijkt daarmee wenselijk.