[voorwoord]
Dat je goed moet kunnen rekenen en dat je goede wiskundevaardigheden nodig hebt, blijkt dagelijks. Zowel in je persoonlijk leven als in je opleiding of werk kom je cijfers tegen. Bijvoorbeeld in de vorm van bedragen in de winkel en op de energierekening. Of in sommen waarmee je een vraagstuk oplost. Van het primair onderwijs tot en met het hoger onderwijs werken leerlingen en studenten in
en wiskunde. Uit deze peiling blijkt dat een deel van de leerlingen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs (vo) nog niet het niveau haalt dat nodig is voor hun vervolgopleiding of om zelfstandig te kunnen functioneren in de maatschappij. Dat baart ons als Inspectie van het Onderwijs zorgen.
Met de peiling Rekenen en Wiskunde voortgezet onderwijs 2021-2022 hebben we voor het eerst op grote schaal in kaart gebracht hoe vo-scholen werken aan het bevorderen van de leerlingvaardig- heden in rekenen en wiskunde. Ook is onderzocht wat leerlingen kennen en kunnen op het gebied van rekenen en wiskunde aan het eind van het
2 leerjaar. Dit rapport presenteert de resultaten van de peiling en bevat een nadere duiding van de peilingsresultaten door een focusgroep van experts op het gebied van rekenen en wiskunde.
De peiling laat zien dat de reken- en wiskunde- niveaus van leerlingen in het vo zich onvoldoende ontwikkelen.
Aan het einde van het 2 leerjaar heeft 75% van de leerlingen op het niveau vmbo-basis/ kader het referentieniveau 1F nog niet behaald. En 20% van de havo/vwo-leerlingen is nog niet op het niveau 2F. Niveau 1F is het basisniveau dat de meeste leerlingen aan het einde van het primair onderwijs (po) behaald zouden moeten hebben en 65% van alle leerlingen zou dan niveau 1S/2F moeten hebben bereikt. Door de beperkte ontwikkeling in de 1 leerjaren van het vo is het voor een deel van de leerlingen de vraag of ze aan het einde van het vo de wettelijk gevraagde referentieniveaus 2F (vmbo) en 3F (havo/vwo) halen. Niveau 2F is nodig om zelfstandig maat- schappelijk te kunnen functioneren en om een mbo-opleiding succesvol te kunnen afronden. Niveau 3F is nodig voor succes in het hoger onderwijs. Leerlingen die deze niveaus niet beheersen, worden dus beperkt in hun toekomst- mogelijkheden en dat is zeer onwenselijk.
Er zijn verschillende factoren van invloed op de onvoldoende ontwikkeling van de reken- en wiskundevaardigheden van leerlingen in het vo. Volgens een geraadpleegde focusgroep van experts zou een oorzaak gevonden kunnen worden in een vo en binnen het vo. Niet alle docenten in de onderbouw van het vo werken bewust aan het behalen van de volgende referentieniveaus door hun leerlingen. Veel ondervraagde leerlingen ervaren de lessen in rekenen en wiskunde als rommelig en komen daardoor niet in elke les goed tot leren. Ze vinden het vak bovendien niet leuk. De meeste leerlingen en docenten zijn er wel van overtuigd dat reken- en wiskundevaardigheden kunnen worden ontwikkeld.
Voor het verbeteren van de reken- en wiskunde- vaardigheden van leerlingen is volgens de focus- groep niet alleen meer lestijd, maar ook meer leskwaliteit nodig in het vo. Meer effectieve tijd
zou bijvoorbeeld kunnen worden gerealiseerd door rekenen en wiskunde bij verschillende vakken aan de orde te laten komen, bij voorkeur met een eenduidige rekenaanpak binnen de hele school. Voor meer kwaliteit van de lessen is verdere professionalisering van docenten nodig. Niet alleen vakinhoudelijke, maar ook didactische professionalisering. En een bevoegde docent voor de klas zou de norm moeten zijn.
Als inspectie kijken we sinds enige jaren met bijzondere aandacht naar het onderwijs in de basisvaardigheden, waaronder rekenen en wiskunde. Bijvoorbeeld met de nieuwe standaard in ons kader. Tijdens onze gesprekken met scholen en besturen staan rekenen en wiskunde dan ook op de agenda. Zo willen we verbetering van de onderwijskwaliteit stimuleren, want gebrekkige reken- en wiskunde- vaardigheden mogen leerlingen niet belemmeren in hun verdere ontwikkeling!
Ria Westendorp
plaatsvervangend inspecteur-generaal van het Onderwijs