In Nederland staat de kinderbescherming al jaren onder druk en het maatschappelijke en politieke debat hierover wordt volop gevoerd. Met de decentralisatie van het jeugdhulpstelsel en de herziening van kinderbeschermingsmaatregelen in 2015 werd beoogd verschillende problemen op het gebied van de kinderbescherming op te lossen. De Jeugdwet 2015 moest het jeugdhulpstelsel vereenvoudigen en efficiënter en effectiever maken en met de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen werd beoogd om te komen tot een effectievere en efficiëntere jeugdbescherming, waarbij het recht van een kind op een gezonde en evenwichtige ontwikkeling en groei naar zelfstandigheid centraal staat. Uit de eindevaluatie van deze wetgeving in 2022 blijkt dat de doelen van de Wet herziening kinderbeschermingsmaatregelen slechts beperkt worden gerealiseerd. De randvoorwaarden die nodig zijn voor de realisatie van de beoogde doelen staan zwaar onder druk en zijn onvoldoende. Daarnaast doen zich in de praktijk veel problemen voor.
Ook de rechtsbescherming van ouders op het moment dat zij geconfronteerd worden met een kinderbeschermingsmaatregel is de afgelopen jaren in de literatuur, de politiek en de media regelmatig aan de orde geweest. Dit mede naar aanleiding van de toeslagenaffaire waar een deel van de gedupeerde ouders onder meer te maken kreeg met uithuisplaatsing van hun kinderen.
In algemene zin is er een roep om verbetering van de rechtspositie van ouders, aangezien de feitelijke procespositie van ouders vaak niet gelijk is aan die van de overheid. Het beëindigen van het gezag van ouder(s) of uithuisplaatsing van een kind grijpt diep in op de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven van ouders en kinderen. Op grond van het beginsel van equality of arms hebben ouders en hun kinderen recht op een eerlijk proces.
Een ouder moet op (kunnen) komen tegen het ingrijpen van de overheid op het gezinsleven. Ouders hebben soms echter een grote kennis- en vaardigheidsachterstand ten opzichte van de andere betrokkenen in de procedures. Bruning c.s. stellen in dat licht dat ouders meer (juridische) ondersteuning zouden moeten krijgen dan nu het geval is.
Op 18 november 2022 heeft de toenmalige minister voor Rechtsbescherming een plan van aanpak voor het verbeteren van de rechtsbescherming in de jeugdbescherming naar de Tweede Kamer gestuurd.
Dit plan van aanpak richt zich op het verbeteren van de rechtsbescherming op het moment dat een kinderbeschermingsmaatregel wordt overwogen of is opgelegd. Eén van de onderdelen van het plan van aanpak was het instellen van een pilot waarin gedurende anderhalf jaar kosteloze rechtsbijstand beschikbaar wordt gesteld aan ouders die te maken krijgen met een procedure rond gezagsbeëindiging of uithuisplaatsing.
In het kader van de pilot kosteloze rechtsbijstand kinderbescherming kunnen ouders per 1 januari 2023 kosteloos worden bijgestaan door een gespecialiseerd advocaat bij procedures rond gezagsbeëindiging. Per 1 oktober 2023 is de pilot uitgebreid met kosteloze rechtsbijstand voor ouders die te maken krijgen met een eerste verzoek tot (spoed)uithuisplaatsing. De looptijd van de pilot is begin 2024 met een half jaar verlengd tot 1 januari 2025. Aan het eind van de pilot moet worden besloten of kosteloze rechtsbijstand in dergelijke procedures structureel wordt vormgegeven. Om de minister en zijn ambtsopvolger daartoe in staat te stellen, dient een procesevaluatie te worden uitgevoerd. Pro Facto heeft deze evaluatie uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC).