Opvoedvragen problematisch?

Opvoedvragen problematisch?

Productgroep BBMP 01 2025
Rina Bartels | 2025
4,95
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

Het aantal jonge kinderen in de kinderopvang met opvallend gedrag neemt toe. Waar komt deze toename vandaan? En wat vraagt dit van bestuurders en pedagogisch medewerkers? In elk geval níét van elke lastige opvoedvraag direct een opvoedprobleem maken, stelt Els Geeris, senior adviseur kinderopvang bij het Nederlands Jeugdinstituut.

Els Geeris vertelt dat het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) vanuit de kinderopvang steeds meer signalen krijgt dat pedagogisch medewerkers aanlopen tegen kinderen die opvallend gedrag vertonen. Er is echt sprake van een toename. Els: ‘Soms is dat opvallende gedrag verstorend voor de ontwikkeling van het kind zelf. Soms werkt het verstorend voor de rust en de sfeer op de groep. Pedagogisch medewerkers geven aan dat dit gedrag te veel van hen vraagt: te veel aan kennis en kunde, te veel aan energie, en te veel aan afstemming met ouders en opvoeders.’


Welk effect heeft dit op de groep? Els: ‘Er ontstaat een ontwrichtende situatie. Professionals moeten hun focus noodgedwongen verleggen van het werken in een groep naar het coachen en begeleiden van individuele kinderen. Ze voelen zich hierdoor overvraagd. En dat is terecht. Ze moeten een dienst leveren die ze niet naar tevredenheid kunnen waarmaken. Maar er is voor hen ook geen alternatief. Dat legt veel druk op professionals.’

Waar komt dat opvallende gedrag vandaan? Zijn kinderen veranderd? ‘De ontwikkelfasen van kinderen zijn onveranderd gebleven. Maar de omgeving waarin kinderen opgroeien, is heel anders dan pakweg 25 jaar geleden. Drukker, individualistischer, onvoorspelbaarder, veeleisender. En er is een “schermwereld” bijgekomen. Dit alles heeft effect op kinderen. Tegenwoordig moeten jonge kinderen hun persoonlijke ontwikkeltraject steeds meer aanpassen aan de eisen en verwachtingen van buitenaf.’


‘Zo verwacht groep 1 van de basisschool dat startende kleuters al min of meer schoolrijp zijn. Feitelijk is een kind dat pas rond het zesde jaar. De vrije oefenruimte die peuters nodig hebben voor het ervarend leren wordt dan ingevuld met instructief aanleren van weetjes en begrippen.’