Ik wil een aantal positieve ontwikkelingen laten zien met betrekking tot de vraag: wat is bereikt als het gaat om effectieve preventie van kindermishandeling? Hopelijk zó dat ook duidelijk wordt wat ons nog te wachten – of liever te doen – staat. Effectieve preventie is mijns inziens niet mogelijk zonder voor- bereid en toegerust ouderschap. Dus de vraag kan ook worden: hoe staat het daar nu eigenlijk mee? Wat voorbereid en toegerust ouderschap inhoudt, heb ik beschreven in het SMECC-model.3 Hoe het daarmee staat, heb ik onlangs in een blog – op Law blogs van de Universiteit Maastricht – kort uit- eengezet.4 Voorbereid en toegerust ouderschap (c.q. SMECC) is lang een utopie geweest. In deze bij- drage wil ik wijzen op pioniers die op drie gebieden de bakens hebben verzet. Die drie gebieden zijn:
● het doorbreken van de traditie van vanzelfsprekend en onvoorwaardelijk ouderlijk gezag door het instellen van kinderrechtelijke waarborgen;
● ‘trauma-informed’ (ofwel traumabewust) werken door professionals, en:
● kinderrechten en kinderparticipatie in het onderwijs (de aanzet tot sociaal-emotioneel leren).
Waarborgen rond ouderlijk gezag
Voorbereid en toegerust ouderschap is in mijn visie een afgeleide van kinderrechten. En de grondslag van kinderrechten, namelijk kinderen niet als bezit maar als rechtssubjecten, staat haaks op de traditie van automatisch – vanzelfsprekend en onvoorwaardelijk – ouderlijk gezag bij de geboorte van een kind. Die traditie is voor het eerst doorbroken door een pionier die ik hier wegens het vreselijke nieuws dit voorjaar over zijn veroordeling wegens seksuele misdrijven jegens een jongen (tussen diens 12e en 15e jaar) in de zestiger jaren van de vorige eeuw alleen met initialen vermeld: P.N.5
P.N. was tot mei 2016 (toen hij terugtrad) de motor achter de internationale organisatie die ijvert voor wereldwijde afschaffing van het recht van volwassenen om kinderen, ‘hun’ kinderen, te slaan. The Global Initiative to End All Corporal Punishment of Children heet die organisatie – met veel infor- matie op hun website EndCorporalPunishment.org. Een verbod op slaan, op het slaan en anderszins vernederen van kinderen, staat inmiddels in het nationale recht van meer dan een kwart van de landen op de wereld met nog ruim een kwart dat eraan werkt.6 Wie had dat tien of vijftien jaar geleden durven denken? De ‘pedagogische tik’ moest toch kunnen? Wel, zouden ze bij End Corporal Punishment zeggen, ‘hitting people is wrong and children are people too.’
Helaas laat de keerzijde – of beter: de voorkant – van dat verbod: voorbereiding en toerusting van opvoeders met betrekking tot opvoeden zonder slaan en vernederen, nogal op zich wachten.7 Maar veranderingen in eeuwenoude tradities gaan natuurlijk niet van vandaag op morgen. In Nederland is slaan in de opvoeding inmiddels elf jaar verboden. Sinds 2007 staat dat in ons Burgerlijk Wetboek, in het artikel over ouderlijk gezag (artikel 247 Boek 1 BW). Maar in die elf jaar is het nog niet gekomen tot informatie voor iedereen over – en steun voor wie dat kunnen gebruiken bij – positief opvoeden, zoals dat in de Raad van Europa wordt genoemd.8 Toch is hier sprake van een doorbraak. De wet stelt nu namelijk al vóórdat opvoeders bewezen ernstig over de schreef zijn gegaan eisen aan de opvoeding, voorwaarden vooraf: u wordt geacht te kunnen opvoeden zonder slaan en vernederen. Hoe? Zoekt u dat nog maar even zelf uit. De wetenschap weet wel hoe dat het beste kan maar de kloof tussen wat we weten en wat we doen laten we nog even in stand.