De overheid wil ouders steunen, maar hoever wil en mag zij gaan? Deze vraag kan rekenen op maatschappelijke en politieke belangstelling. In publieke debatten komen oordelen naar voren over opvoeding, de meest geschikte ondersteuning en de opvoedkundige capaciteiten van ouders. Met daarin verweven, al dan niet impliciete, ideeën over wenselijk burgerschap van ouders en kinderen.
Beleid over opvoedingsondersteuning, zorg en verantwoordelijkheid van ouders én overheid zijn onderwerp van dit proefschrift. De analyse van beleidsteksten over opvoedingsondersteuning die regeringen tussen 1979 en 2002 naar de Tweede Kamer stuurden, brengt betekenissen van zorg en verantwoordelijkheid aan de oppervlakte.
In die jaren ontwikkelden ministeries vier beleidsverhalen over de noodzaak van opvoedingsondersteuning. Een verhaal van ontplooiing, van gelijke kansen, van preventie en van controle – beleidsverhalen waaruit blijkt dat opvoeden wordt gezien als oorzaak en oplossing voor allerlei maatschappelijke problemen. Maar wat wenselijke opvoeding is die deze problemen zou kunnen voorkomen, komt nauwelijks ter sprake. Deze lacune in het beleidsdebat over opvoedingsondersteuning gaat vergezeld met het ontbreken van de stem van ouders.
Naast analyse biedt dit proefschrift een aanzet om scherper te kijken naar de steun die ouders nodig hebben om hun kinderen groot te brengen. En een aanzet om manieren te vinden die de ontbrekende stem van ouders introduceert in het beleid. Dit kan onder meer door opvoeden te zien als een aspect van burgerschap én als leerproces van ouders dat om diverse redenen kan stagneren. Ouders kunnen ontheemd raken in het ouderschap. Dit vraagt om een gedifferentieerd beleid in ouderschapsondersteuning.
324 pagina's