In dit rapport is nagegaan hoe het onderwijs kan bijdragen aan het voorkomen van radicalisering en polarisatie van jongeren. Het uitgangspunt was om daarbij aan te sluiten bij de identiteitsontwikkeling in de adolescentie en het ontwikkelen van sociale competenties binnen het onderwijs. Door beter aan te sluiten bij de identiteitsbehoeften van jongeren kunnen eventuele radicale gedachten worden bijgestuurd naar positieve politieke of maatschappelijke betrokkenheid. Deze benadering is tot op heden onderbelicht gebleven in onderzoek en ook onvoldoende aanwezig in bestaande beleidsstrategieën voor het onderwijs.
Het rapport is gebaseerd op gegevens van het project Onderwijs, identiteitsontwikkeling bij jongeren en hun omgang met idealen (ONID). Dit is een longitudinaal onderzoek op middelbare scholen naar (voorlopers van) radicalisering in de vroege adolescentie en de manier waarop het onderwijs hierop reageert en kan reageren, in relatie tot de identiteitsontwikkeling in deze leeftijdsfase. In het ONID-project is gekozen voor een ‘multi-method’-aanpak, waarbij zowel kwantitatieve als kwalitatieve gegevens zijn verzameld op het niveau van leerlingen en dat van scholen. Bij leerlingen is niet alleen onderzocht welke voorlopers van verschillende vormen van radicalisering zijn te herkennen, maar ook in hoeverre leerlingen bereid zijn zich op een positieve maatschappelijke manier in te zetten voor de samenleving. Daarbij is nagegaan hoe beide fenomenen met elkaar samenhangen en hoe voorlopers van radicalisering samenhangen met indicatoren voor de zoektocht naar een eigen identiteit en de met de manier waarop jongeren gebruik maken van internet en (sociale) media. Op schoolniveau zijn gesprekken gevoerd met schooldirecties, leraren en andere medewerkers om te achterhalen hoe het onderwijs op dit moment omgaat (en worstelt) met voorlopers van radicalisering bij jongeren en probeert dit om te buigen via positieve betrokkenheid en burgerschapsvorming. Vervolgens is nagegaan hoe professionals in het onderwijs maar ook daarbuiten hebben geprobeerd om methoden en interventies te ontwikkelen die het onderwijs kunnen ondersteunen bij het voorkomen van radicalisering en bij het stimuleren van positieve betrokkenheid. Het project beoogde hiermee inzichten te genereren in de mogelijkheden van het onderwijs om een gezonde identiteitsontwikkeling te stimuleren waarin jongeren minder negatief betrokken zijn bij de samenleving (door polarisering en radicalisering), maar wel op een positieve manier (door actieve inzet voor een diverse en pluriforme samenleving.
In dit onderzoeksproject wordt specifieke aandacht besteed aan de vroege adolescentie (12-15 jaar), een periode die zich kenmerkt door grote veranderingen: de impactvolle overgang naar het voortgezet onderwijs en het ontwikkelen van nieuwe vriendschappen en interesses. Ook wordt extra aandacht besteed aan de rol van sociale media en aan mogelijke verschillen tussen jongens en meisjes, die zich in deze levensfase in verschillend tempo ontwikkelen.
Het uiteindelijke doel van dit onderzoeksproject was om leraren en scholen in de beginfase van het VO meer handvatten te bieden waar het gaat om de omgang met (voorlopers van) radicalisering en polarisatie en het ontwikkelen en stimuleren van positieve politieke en maatschappelijke betrokkenheid onder leerlingen.
Een inhoudelijke en meer uitgebreide samenvatting vindt u in het zesde en laatste hoofdstuk van dit rapport (‘Samenvatting en conclusies’).