Regelmatig zijn er in ons land serieuze debatten over de houdbaarheid van het Nederlandse duale onderwijsstelsel en het recht van ouders om hun kinderen naar bijzondere (religieuze) scholen te sturen. Een vaak opgeworpen vraag is of monoreligieuze scholen, mede gezien de relatief geringe levensbeschouwelijke diversiteit binnen de school, hun leerlingen goed genoeg kunnen voorbereiden op een leven in een plurale samenleving. In deze bijdrage wordt het monoreligieus onderwijs en de effecten van dit onderwijs op leerlingen verder verkend. Uit de beschreven studies blijkt dat het onderzoeken van de effecten van het monoreligieus onderwijs een complexe zaak is. Dit hangt ondermeer samen met het feit dat er geen eenduidigheid is over wat onder ‘levensbeschouwelijke diversiteit’ verstaan wordt. Daarbij komt dat de invloed van school niet strikt gescheiden kan worden van andere invloeden, waaronder die van het gezin. Bovendien zijn er goede redenen om aan te nemen dat monoreligieuze scholen ook onderling van elkaar verschillen.
Daarom wordt, met het oog op een meer genuanceerde discussie over de rol van levensbeschouwing in onderwijs, gepleit voor onderzoek dat zich richt op hoe scholen van uiteenlopende denominaties en achtergronden hun leerlingen voorbereiden op deelname aan de Nederlandse samenleving.