Kinderen uit de knel

Kinderen uit de knel

Gratis

Omschrijving

Urgentie: problemen van ouders zijn ook een probleem voor kinderen
Elk kind heeft ouders of verzorgers. Bij de ouders en in het gezin ligt de basis voor een gezonde ontwikkeling van kinderen. Ruim vier op de tien ouders ervaart zorgen of problemen die betrekking hebben op de gezinssituatie. Deze ouders hebben op een of meerdere levensdomeinen problemen. Bijvoorbeeld op het gebied van wonen, (mentale) gezondheid of schulden, of omdat zij niet beschikken over een sterk sociaal netwerk.

Ook als er maar één probleem is, is de context waarin kinderen opgroeien (tijdelijk) kwetsbaar. Dan lopen kinderen het risico ook zelf problemen te ontwikkelen. Zo groeien ruim 671.000 kinderen op met ten minste één ouder met een psychische aandoening, wonen veel gezinnen in een te krap huis, groeien bijna 210.000 kinderen op in een huishouden dat een inkomen onder de lage-inkomensgrens heeft en beschikken lang niet alle ouders over een sterk sociaal netwerk. Kinderen van deze ouders lopen een verhoogd risico op het zelf ontwikkelen van problemen. Deze kinderen doen vaker een beroep op jeugdhulp dan kinderen die opgroeien in een gezin waarin deze problemen niet spelen. Jeugdhulp is in deze situaties niet altijd het meest passende antwoord op overigens reële problemen: de oorzaak ligt op andere domeinen.

De Raad gaat in dit advies in op de vraag hoe hulp vanuit andere invalshoeken dan jeugdhulp kan bijdragen aan het gezond en veilig opgroeien van een nieuwe generatie, ook als kinderen nog niet kampen met problemen die om de inzet van jeugdhulp vragen. Hierbij kijkt de Raad in het bijzonder naar de zogenoemde ouderdomeinen, zoals wonen, financiën en gezondheid, en naar de eigenstandige rol die deze domeinen kunnen spelen in het versterken van de context waarin kinderen opgroeien en het vergroten van het welzijn van kinderen. Hoewel ouders in deze domeinen centraal staan, hebben de besluiten die in deze domeinen worden genomen grote impact op het welzijn en de ontwikkeling van kinderen.

Daarnaast gaat de Raad in op de vraag hoe informele netwerken kunnen worden geactiveerd, versterkt en benut om bij te dragen aan het versterken van het alledaagse leven. Stevige sociale netwerken van ouders kunnen zorgen voor een stabiele context voor kinderen om in op te groeien. Steeds vaker wordt het belang en de kracht van deze netwerken benadrukt en wordt van ouders gevraagd deze netwerken actief in te zetten als zij tegen problemen aanlopen. Maar niet iedereen heeft een sterk sociaal netwerk. Wat is er nodig om sociale netwerken en informele steunsystemen te verstevigen?

Borgen van belangen van kinderen
Nederland heeft de verantwoordelijkheid om de rechten van kinderen te borgen. In het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) zijn vier algemene beginselen opgenomen, waarvan het Belang van het kind er een is. Dit betekent dat het belang van het kind altijd voorop moet staan bij alle maatregelen die kinderen betreffen. Het gaan om wetten, beleid en procedures die kinderen direct raken, bijvoorbeeld in de jeugdhulp of het onderwijs, maar ook om wetten, beleid en procedures die kinderen indirect raken, zoals wet- en regelgeving op ouderdomeinen.

Kind op ouderdomeinen onvoldoende in beeld
In het generieke beleid op ouderdomeinen spelen de belangen van kinderen niet tot nauwelijks een rol. De focus is primair gericht op de situatie van de ouder. Het feit dat er kinderen opgroeien in het gezin en de omstandigheden rondom die kinderen wordt onvoldoende in beeld gebracht bij belangrijke beslissingen.

  • Als ouders te maken hebben met schulden, wordt bij het bepalen van het bedrag dat over moet blijven om in de kosten van het levensonderhoud te voorzien (de beslagvrije voet) alleen rekening gehouden met het feit dat er kinderen zijn, maar niet hoeveel kinderen er zijn of hoe oud zij zijn. En als ouders in aanmerking willen komen voor schuldhulpverlening, speelt het feit dat er thuis kinderen opgroeien geen rol in hoe snel de curatiefase start.
  • Op het gebied van wonen is een vergelijkbaar patroon zichtbaar. Als gezinnen te maken hebben met een (zeer) instabiele woonsituatie of in een huis wonen dat niet passend (meer) is, wegen de belangen van kinderen niet tot nauwelijks mee. De aanwezigheid van kinderen speelt geen rol in de toewijzing van sociale huurwoningen en de doorstroom. Bovendien kunnen gezinnen een grotere woning vaak niet betalen, omdat de huursprong, mede vanwege de ‘aftoppingsgrens’, te groot is.
  • In de volwassenen-ggz wordt de Kindcheck nog onvoldoende systematisch toegepast. Ook is de aandacht voor de ontwikkeling van kinderen niet systematisch geborgd tijdens de behandeling en/of begeleiding van de ouder.

De consequenties van beslissingen die op ouderdomeinen worden genomen rondom schulden, ggz-problematiek of wonen zijn dagelijks voor veel kinderen voelbaar en hebben impact op hun ontwikkeling.

We repareren in plaats van dat we problemen voorkómen
Wel wordt het belang en het welzijn van kinderen meestal meegewogen als de situatie escaleert, bijvoorbeeld bij dreigende dakloosheid, als het echt niet meer lukt om in de noodzakelijke kosten van het levensonderhoud van kinderen te voorzien of als ggz-problematiek van de ouder(s) escaleert. De Raad noemt dit ‘reparatiemaatregelen’. Pas als het water aan de lippen staat, wordt er rekening gehouden met de belangen en het welzijn van kinderen. Terwijl deze situaties juist voorkomen moeten worden door de belangen van kinderen in het generieke beleid te borgen.

Beleid richt zich onvoldoende op het versterken van sociale netwerken
Sociale netwerken zijn belangrijk voor alle ouders en vormen bovendien een vangnet bij problemen. Stevige sociale netwerken van ouders zijn ook belangrijk voor kinderen. Echter, kwetsbare groepen beschikken over het minste sociaal kapitaal, in al zijn vormen. De Raad signaleert dat het aanboren en mobiliseren van het bestaande sociaal kapitaal van mensen met een hulpvraag steeds meer aandacht krijgt vanuit beleid en hulpverlening. Echter, er wordt maar beperkt ingezet op het structureel creëren of versterken van sociaal kapitaal. Aangezien niet iedereen over een sterk sociaal netwerk beschikt, pleit de Raad voor het versterken van sociaal kapitaal.

Wat moet er anders – advies en aanbevelingen
Als we willen dat meer kinderen gezond en veilig opgroeien, moeten we meer én expliciet oog hebben voor de belangen van kinderen. Dat is geen zaak van professionals in het jeugddomein alleen. De Raad bepleit het volgende als het gaat om het versterken van de context waarin kinderen opgroeien via institutionele structuren:


1. Borg de rechten en belangen van kinderen in wetgeving en beleid.
In het IVRK (art. 3) is vastgelegd dat bij alle maatregelen en besluiten die kinderen treffen, het belang van het kind voorop moet staan. Draag als kabinet zorg voor het daadwerkelijk, volledig en structureel borgen van de rechten en belangen van kinderen in relevante wetgeving en nationaal beleid. Doe dit in ieder geval op domeinen waarvan bekend is dat als ouders problemen op deze domeinen hebben, kinderen een verhoogde kans hebben op het ook zelf ontwikkelen van problemen: inkomen, wonen, gezondheid, relaties en het justitieel domein. Op steeds meer domeinen zijn taken en verantwoordelijkheden gedecentraliseerd en hebben gemeenten beleidsvrijheid. Denk onder meer aan de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Participatiewet. Draag ook als decentrale overheden zorg voor het daadwerkelijk en structureel borgen van de rechten van kinderen in decentraal beleid.


2. Breng de impact van wet- en regelgeving op kinderen consequent in beeld met een Kinderrechtentoets.
Draag als rijk zorg voor de ontwikkeling en invoering van een Kinderrechtentoets. Daarmee wordt de impact van nieuwe wetgeving en nationaal of decentraal beleid op de rechten van kinderen consequent en eenduidig in beeld gebracht. De Raad adviseert een waardegedreven insteek, waarin de ambitie en de noodzaak om kinderen gezond en veilig te laten opgroeien en hun welzijn te borgen vooropstaat. Benut hiervoor de expertise van (o.a.) de Kinderombudsman. Voer deze toets met terugwerkende kracht uit op wetgeving en op nationaal en decentraal beleid, zodat een eenmalige inhaalslag wordt gemaakt. Vraag de Kinderombudsman, conform artikel 11b, lid 2b van de Wet Nationale ombudsman, om advies over welke wetgeving en welk (de)centraal beleid met prioriteit vragen om toetsing of een Kinderrechtenschouw met terugwerkende kracht.