Dit onderzoek gaat over zinvol monitoren van hulp bij kindermishandeling en seksueel geweld. Welke
mogelijkheden zijn er om beter zicht te krijgen op de jeugdhulp die geboden wordt in geval van
mishandeling van of seksueel geweld bij kinderen?
Aanleiding voor dit onderzoek is de aanbeveling in 2018 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel
en Seksueel Geweld tegen Kinderen om kindermishandeling als aanleiding voor jeugdhulp op te
nemen in de Beleidsinformatie Jeugd. Onderzoek, als onderdeel van de Slachtoffermonitor seksueel
geweld tegen kinderen, heeft uitgewezen dat bijna de helft van de kinderen die te maken hebben
gehad met seksueel geweld uit huis worden geplaatst. Een aanzienlijk deel van hen (11%) belandt in
de gesloten jeugdhulp. Dat roept de vraag op of de juiste groepen de juiste vormen van hulp krijgen.
Als eerste is onderzocht welk begrippenkader in theorie en praktijk wordt gehanteerd, als het gaat
om kindermishandeling. Vervolgens is gekeken welke indelingen mogelijk en gangbaar zijn in het
bieden van hulp aan mishandelde of misbruikte kinderen. Met behulp van de aldus opgedane
inzichten is vervolgens gewogen in hoeverre de Beleidsinformatie een geschikt vehikel is om dit te
monitoren. Daarnaast zijn andere mogelijke invalshoeken verkend. Dit alles heeft geleid tot een
afwegingskader (zie Hoofdstuk 5), waarin de meest beloftevolle data onder elkaar zijn gezet en
worden gewogen op de volgende criteria:
− Bestaande meting
− Technisch mogelijk
− Praktisch haalbaar
− Leidt het tot zinvolle beleidsinformatie
− Koppeling met andere bestanden mogelijk voor onderzoek en beleid
− Op welk aspect wordt informatie gegenereerd.
Het resultaat is een score.
Voor dit onderzoek is relevante literatuur verzameld en geanalyseerd, de systematiek van de
Beleidsinformatie jeugd is onderzocht op geschiktheid en ten derde zijn er uitgebreide,
semigestructureerde interviews gehouden met deskundigen uit de praktijk van hulpverlening, beleid
en datacollectie (in totaal 27 respondenten). Citaten uit deze interviews zijn ter illustratie in de tekst
opgenomen.
Het welzijn van de kinderen vormde telkens ons ijkpunt: welke vorm van monitoring kan
daadwerkelijk bijdragen aan het doel slachtoffers beter passende hulp te bieden?