Leraren, docenten, hun leidinggevenden, bestuurders en de overheid: allen hebben een cruciale rol bij de opmars van intelligente technologie in het onderwijs. Zodat het gebruik van technologie geen doel op zich wordt en alle leerlingen en studenten ervan kunnen profiteren. De Onderwijsraad constateert in de verkenning Inzet van intelligente technologie dat technologie het onderwijs kan verrijken, maar het onderwijs ook kan verschralen. De verkenning is uitgebracht op verzoek van de ministers van Onderwijs.
Intelligente technologie maakt een opmars in de samenleving, ook in het onderwijs. Denk aan adaptieve leermaterialen, dashboards die de vorderingen van leerlingen en studenten weergeven en interpreteren, of simulaties die docenten helpen bij het geven van instructie. Intelligente technologie biedt steeds meer mogelijkheden om het werk van leraren te ondersteunen, over te nemen of anders in te vullen.
Intelligente technologie verandert het onderwijs. Het heeft gevolgen voor de manier van lesgeven en leren. Met intelligente technologie kan beter rekening worden gehouden met verschillen tussen leerlingen en studenten. Het leren kan ook levensechter, interactiever, socialer en zelfstandiger worden. Maar de inzet van intelligente technologie kan ook leiden tot verschraling van het onderwijs, gebrek aan persoonlijk contact en sociale interactie, ontmoediging van eigen initiatief, tot ongewenste vormen van surveillance en controle, stereotypering, uitsluiting en discriminatie.
Van basisschool tot mbo of universiteit, leraren en docenten geven het onderwijs vorm. Daarom moeten zij kunnen afwegen hoe intelligente technologie daarbij in te zetten. Zij zijn de spil van onderwijs. Ook wanneer intelligente technologie het les- of collegegeven gedeeltelijk overneemt en ook wanneer leerlingen en studenten met deze technologie zelfstandiger of meer naar eigen behoeften leren. Want onderwijs geven vraagt vakmanschap waarover intelligente technologie niet beschikt en leraren en docenten wel, zoals een brede opmerkzaamheid, pedagogische sensitiviteit en didactisch inspelen op specifieke en onverwachte situaties.
De raad adviseert schoolleiders, opleidingsdirecteuren en onderwijsbestuurders te bewaken dat alle leerlingen en studenten profiteren van de inzet van intelligente technologie en er geen groepen benadeeld worden, bijvoorbeeld omdat die minder digitaal geletterdheid zijn. Werken vanuit een duidelijke visie op de inzet van technologie is daarvoor noodzakelijk, zowel op het niveau van de instelling als landelijk. De overheid kan samenwerking stimuleren rond de ontwikkeling van onderwijstoepassingen van intelligente technologie. Bij deze samenwerking zijn naast technici ook altijd leraren en docenten betrokken. En het is aan de overheid om kaders te scheppen die privacy en dataveiligheid waarborgen, om de markt voor intelligente onderwijstechnologie te reguleren en dominantie van enkele aanbieders tegen te gaan.