Het klinkt best logisch: Zo thuis mogelijk! of: om-pannenkoeken in de jeugdzorg

Het klinkt best logisch: Zo thuis mogelijk! of: om-pannenkoeken in de jeugdzorg

Productgroep Sozio 2 2024
3,90
Gratis voor abonnees.

Omschrijving

We weten wat we willen in de jeugdzorg. Er eerder bij zijn. Met lichte zorg voorkomen dat beginnende problemen groter en complexer worden. Jeugdzorg moet zo thuis mogelijk zijn. We willen dat ouders en kinderen ambulant (thuis) geholpen worden. En als dat niet kan, willen we dat ze zo ‘thuis’ mogelijke hulp krijgen. Klinkt logisch. Toch? Op deze manier hebben we steeds minder gespecialiseerde jeugdzorg nodig, steeds minder residentiële voorzieningen en steeds minder klinieken. Veel gemeenten – verantwoordelijk voor de jeugdzorg – werken daarom vanuit een stepped care model.

 

  • Idealiter zijn het de basisvoorzieningen -zoals onderwijs en kinderopvang- en de wijk- en gebiedsteams die ondersteuning bieden aan kinderen en gezinnen
  • Als dit niet genoeg is, kan ambulante jeugdhulp worden ingezet.
  • Als dit onvoldoende is, kan het gezin ontlast worden door het kind tijdelijk te plaatsen op een logeerplek, een crisisplek, (deeltijd) pleegzorg, een zorgboerderij of een gezinshuis.
  • Is ook dat niet genoeg, dan zijn er kleinschalige (gespecialiseerde) woonvormen.
  • En als ook dat niet genoeg is, dan zijn er bovenregionale of landelijke voorzieningen met zeer specifieke expertise

Het accent ligt op de eerste twee stappen: basisvoorzieningen en wijkteams en, als dat niet toereikend is, ambulante hulp. Open en gesloten residentiële voorzieningen maar ook klinieken voor kinder- en jeugd-ggz zijn en worden in hoog tempo afgebouwd. Die hebben we immers niet meer nodig! We weten wat we willen. Maar heeft het ingezette beleid ook bereikt wat we willen? En werkt dit beleid ook voor de meest kwetsbare kinderen en gezinnen? Dit artikel is gebaseerd op onze ervaringen bij Fier (het landelijk expertise en behandelcentrum op het terrein van geweld in de relationele sfeer) en op publicaties van instanties. 

Eerst wat feiten op een rij

Sinds de decentralisatie is het gebruik van jeugdzorg fors toegenomen. In 2015 kreeg 1 op de 27 jeugdigen jeugdzorg; in 2022 was dit opgelopen naar 1 op de 10 jeugdigen. Bijna 10% van de jongeren die jeugdhulp kregen, woonde niet meer bij hun ouders. Gemiddeld zijn dat 124 jongeren per gemeente!

De Jeugd Autoriteit1 concludeert dat het gebruik van de ‘zwaardere’ vormen van zorg, zoals jeugdzorg met verblijf, jeugdbescherming en jeugdreclassering een lichte afname laten zien in de afgelopen twee decen­ nia, maar dat het verwachte effect van de decentrali­ satie, een verschuiving van ‘zware’ vormen naar ‘lichte’ vormen van zorg, niet heeft plaatsgevonden.

De enorme toename van jeugdhulp wordt veroor­ zaakt door ambulante jeugdhulp; de grootste toename is te zien bij jeugdhulp via wijk­ en gebiedsteams.

Deze teams zijn opgezet met het doel om laag­drempelige toegang te realiseren zodat in een eerder stadium zorg verleend kan worden en dure tweede­ lijnszorg voorkomen wordt. Maar de Jeugd Autoriteit concludeert dat ‘het grootste deel van de jeugdigen in kwestie uiteindelijk toch tweedelijnszorg nodig heeft, waardoor per saldo het aantal jeugdigen met jeugd­ zorg alleen maar toeneemt’.

Kortom, het aantal jongeren dat uit huis wordt ge­plaatst blijft al jaren gelijk, maar de weg naar de twee­delijns jeugdzorg is voor hen veel langer geworden omdat ze vrijwel allemaal eerst hulp krijgen vanuit de wijk­ en gebiedsteams en daarna lichte ambulante jeugdhulp voordat ze gespecialiseerde hulp krijgen.

Bij sommige gezinnen begint het domweg niet met lichte problemen

Daarmee lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat er een stabiele groep jongens en meiden is waarvoor het huidige beleid niet werkt. Deze kinderen en hun ouders hebben uiteindelijk geen baat bij de hulp van de wijk­ en gebiedsteams of van lichte ambulante vormen van jeugdhulp. Het beleid heeft wel een te­ genovergesteld effect. Deze jongens en meiden en hun gezinnen raken –door niet passende hulp– steeds dieper in de problemen. Ze hebben ook steeds min­der vertrouwen in de hulpverlening omdat de hulp die ze krijgen keer op keer mislukt. Dit is het effect van het toepassen van het stepped care model. Er zijn gemeenten die letterlijk aangeven dat er eerst mini­maal een jaar hulp aangeboden moet worden vanuit de wijk­ en gebiedsteams, daarna een jaar lichte ambulante hulp en dat pas daarna gespecialiseerde jeugdhulp mag worden ingezet. De jongens en mei­ den die bij instanties als Fier worden aangemeld voor een opname, hebben aanzienlijk complexere en moei­ lijker te behandelen problemen dan 10 à 15 jaar gele­den, waardoor de behandeling ook minder resultaat heeft. De Jeugd Autoriteit concludeert dat er aan de 'voorkant' beter geselecteerd en afgewogen moet worden. Wat is nodig en voor wie? Het huidige – vaak rigide­ one size fits all beleid laat juist de gezin­nen met de meest complexe problematiek in de kou staan. Bij sommige gezinnen begint het domweg niet met lichte problemen. Door intergenerationele over­dracht van problemen en trauma’s en een jeugdzorg­geschiedenis van bijvoorbeeld ouders is er al direct sprake van complexe problematiek waarbij lichte vormen van jeugdhulp niet passend zijn.

Het ideaal om kwetsbare jongeren en hun gezinnen zo vroeg mogelijk te ondersteunen zodat problemen niet escaleren, lijkt vooralsnog niet goed te werken en er zullen andere interventies ontwikkeld moeten worden.

Om-Pannenkoeken

Ooit zei een wethouder dat er maar wat werd om­ gepannenkoekt in de jeugdzorg. Ze was gefrustreerd over de resultaten in de jeugdzorg. We snappen haar frustratie. Maar het is ook zaak dat beleidsmakers en financiers de hand in eigen boezem steken. Het hui­dige jeugdhulpconcept werkt niet voor de meest kwetsbare gezinnen en kinderen. Dat moet anders.

Log in als abonnee om verder te lezen of koop het artikel los.