Algemeen wordt erkend dat de jeugdgezondheidszorg (JGZ) in Nederland een belangrijke taak heeft bij het voorkomen en vroegtijdig signaleren van kindermishandeling, alsook bij het bieden of op gang brengen van (opvoedings) ondersteuning (Hermanns, 2000; LVT/LCOKZ, 2002; Van Leerdam, Kooijman, Öry & Landweer, 2002; Raat, Juttmann, Van Leerdam & Hirasing, 2002). Niet in de laatste plaats zijn werkers in de JGZ zelf van die taak doordrongen. Toen in 1998 de JGZ-Adviesraad Standaarden een peiling hield onder beroepsbeoefenaren in de JGZ over de vraag voor welke onderwerpen zij behoefte hadden aan een goed onderbouwde en beschreven handelwijze, kwam het onderwerp kindermishandeling met een duidelijke voorsprong als prioriteit uit de bus (Hirasing, Van Leerdam & Zaal, 1998).
Dit zegt iets over het belang dat JGZ-medewerkers hechten aan dit onderwerp, maar ook over de onduidelijkheid die zij er ervaren over hoe de primaire en secundaire preventie van kindermishandeling nu het beste vorm kan krijgen. Het spanningsveld tussen deze ervaren urgentie en de vraag naar de beste aanpak zal in deze tekst nog enkele malen ter sprake komen. Deze bijdrage opent met een korte schets van het wettelijk en bestuurlijk kader van de Jeugdgezondheidszorg. Daarna komen enkele recente initiatieven
en ontwikkelingen aan de orde vanuit de JGZ zelf en andere betrokken partijen (zoals de overheid) om kindermishandeling beter te bestrijden. Tot slot zal ik ingaan op wat er nog beter kan binnen de JGZ, zowel wat betreft primaire preventie als wat betreft signaleren en zorgverlenen.