Oorzaken onderwijssegregatie in Nederland De geschiedenis van onderwijssegregatie in Nederland gaat terug naar de 19e eeuw, toen de samenstelling van scholen vanwege verzuiling sterk werd beïnvloed door religie en sociale klasse. In die tijd ontstonden aparte scholen voor verschillende geloofsgroepen en sociale lagen, wat de basis legde voor segregatie in het funderend onderwijs (Anders, 2011). Na de verzuiling heeft onderwijssegregatie in Nederland zich verder ontwikkeld, met name vanaf de jaren 60 van de twintigste eeuw. De komst van gastarbeiders en hun gezinnen leidde tot een toename in bepaalde wijken en daarmee in bepaalde scholen van leerlingen waarvan de ouders niet in Nederland waren geboren. Ondanks inspanningen om deze segregatie tegen te gaan, is het fenomeen tot op heden aanwezig in het Nederlandse onderwijssysteem (Bakker, 2012; Muskens et al., 2024; Schoorl, 2011).
Op dit moment wordt onderwijssegregatie in stand gehouden door een samenspel van factoren op micro-, meso- en macroniveau, waarbij verschillende elementen elkaar versterken. In Nederland speelt in zowel het basis als voortgezet onderwijs de vrije schoolkeuze een belangrijke rol, waardoor ouders relatief veel vrijheid hebben bij het kiezen van een school voor hun kind. Met name in het po speelt ook woonsegregatie een grote rol, waardoor kinderen vaak naar scholen gaan die de sociaaleconomische achtergrond van hun woonomgeving weerspiegelen. Daarnaast spelen oudervoorkeuren een rol, waarbij veel ouders kiezen voor een school met een leerlingpopulatie die herkenbaar is qua sociaaleconomische status en achtergrond. Ook het toelatingsbeleid van scholen kan segregatie beïnvloeden. In het voortgezet onderwijs wordt segregatie verder versterkt door vroege niveauindeling en de aanwezigheid van categorale scholen en homogene brugklassen. Het effect van deze factoren is het sterkst in gebieden waar ouders veel keuzemogelijkheden hebben binnen een beperkte geografische straal, wat in de grote steden het geval is (Muskens et al, 2023).
Gevolgen van onderwijssegregatie Onderwijssegregatie kan in theorie aanzienlijke gevolgen hebben voor zowel individuele leerlingen als de samenleving als geheel. Ten eerste kan segregatie een bedreiging vormen voor sociale cohesie in de samenleving. Als leerlingen opgroeien in sociaal en cultureel homogene groepen, komen zij weinig in aanraking met verschillende achtergronden en perspectieven. Dit kan leiden tot gebrek aan wederzijds begrip en eventueel ook tot onderlinge sociale spanningen op latere leeftijd (Putnam, 2007).
Ook kan onderwijssegregatie leiden tot kansenongelijkheid, omdat belangrijke voorzieningen of maatschappelijke problemen, bijvoorbeeld het lerarentekort, niet gelijk verdeeld zijn over scholen. Leerlingen met ouders met een lagere sociaaleconomische status of migratieachtergrond hebben meer kans om op scholen terecht te komen met een lerarentekort en krijgen daarmee mogelijk te maken met een lagere onderwijskwaliteit (OECD, 2018).
Hoewel onderwijssegregatie vaak in verband wordt gebracht met kansenongelijkheid en verschillen in onderwijskwaliteit, toont onderzoek naar de gevolgen van onderwijssegregatie voor de ontwikkeling van leerlingen tot op heden geen eenduidige resultaten. Er zijn geen duidelijke aanwijzingen dat gesegregeerde scholen beter of slechter presteren dan niet-gesegregeerde scholen (Bulder et al., 2020).