De huidige aanpak van wachttijden in de specialistische geestelijke gezondheidszorg (ggz) biedt onvoldoende remedie voor de voornaamste knelpunten: verkeerde financiële prikkels, te weinig capaciteit in instellingen en moeizame uitstroom uit de ggz.
Voor de specifieke groep patiënten met complexe psychische problemen zou de staatssecretaris van VWS gericht beleid moeten ontwikkelen om te zorgen dat deze mensen niet te lang op hulp hoeven te wachten. Op dit moment is het beleid om wachtlijsten in de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg te verminderen te algemeen. Het overgrote deel van de mensen met een hulpvraag wordt namelijk wel op tijd geholpen maar ongeveer 11.000 mensen staan op dit moment te lang op een wachtlijst bij de specialistische ggz. Het gaat daarbij om patiënten met een ernstige psychische aandoening, een combinatie van aandoeningen of een aandoening in combinatie met een (lichte) verstandelijke beperking. Cijfers die inzicht moeten bieden op de vraag hoe lang deze mensen precies moeten wachten, zijn gebrekkig. Het is ook onbekend hoeveel mensen er jaarlijks te lang op een wachtlijst staan. In dit rapport wijzen we 3 groepen van oorzaken aan voor de lange wachttijden bij deze specifieke groep patiënten met complexe problematiek:
De financiële prikkels die ingebouwd zijn in de bekostiging stimuleren zorgaanbieders patiënten met een (relatief) lichte zorgvraag eerder te helpen dan patiënten met een zwaardere zorgvraag;
• Er is een groot capaciteitsprobleem bij geïntegreerde instellingen waarop deze patiënten zijn aangewezen. Dit komt doordat bedden zijn geschrapt en doordat het voor professionals relatief onaantrekkelijk is te werken bij deze instellingen;
• De uitstroom van patiënten met complexe problematiek na hun behandeling verloopt gebrekkig waardoor ze behandelplaatsen blijven innemen die vrij zouden moeten komen voor nieuwe patiënten.
De staatssecretaris heeft in akkoorden met partijen in de ggz wel beleid geformuleerd om de wachttijden in de ‘specialistische ggz’ aan te pakken, maar dat sorteert nog onvoldoende effect. De staatssecretaris vindt dat de sleutel voor de oplossing in de regio ligt. Maar de regionale taskforces die hiervoor zijn opgericht bevinden zich voornamelijk nog in de planfase en de positie van een landelijke stuurgroep wordt als onduidelijk ervaren. Bovendien is duidelijk dat er hindernissen liggen die een effectieve aanpak in de weg staan, waaronder regels voor mededinging en privacy