Een halve eeuw jeugdcriminaliteit

Een halve eeuw jeugdcriminaliteit

Prof.dr. Ido Weijers | 2024 | Justitiële verkenningen, jrg. 50, nr. 4, 2024
Gratis

Omschrijving

Justitiële verkenningen startte 50 jaar geleden, midden in de jaren zeventig. Zoals Duco Hellema (2012) schreef in Nederland en de jaren zeventig bestaat er waarschijnlijk geen tijdvak dat zulke uiteenlopende beoordelingen heeft opgeleverd. Aan de ene kant sprak Henk Hofland in 1973 al van ‘de Grote Matheid’.1 Ruim twee decennia later concludeerde Hans Righart dat de jaren zeventig ‘van een verpletterende business as usual waren’ (Righart 1995, p. 266). Daarentegen constateerden anderen dat de ‘culturele revolutie’ van de jaren zestig juist in de jaren zeventig ‘doordrong in alle regio’s van het land en tot in alle geledingen van de maatschappij’ (Pekelder 2007, p. 87; vgl. Bootsma & Breedveld 1999; Verbij 2005, p. 13). Kennelijk geeft deze periode aanleiding tot radicaal tegenovergestelde oordelen.

Dat geldt ook voor de ontwikkelingen op justitieel gebied, zeker waar het jeugd betreft. Zo is het aan de ene kant opvallend dat weglopen van huis door jongeren in de jaren zeventig in ons land werd getolereerd als onderdeel van de ‘nieuwe jeugdcultuur’.2 Ook lijkt er vanaf de jaren zestig over de hele linie, van politie tot Openbaar Ministerie en rechterlijke macht en van Pro Juventute tot Raad voor de Kinderbescherming sprake geweest van een sterk toegenomen tolerantie ten aanzien van afwijkend gedrag (Komen 1999; Lechner 2006). Tegelijkertijd zien we in dezelfde periode echter een stijging van het aantal sancties. Juist midden jaren zeventig begint het beeld van een humaan strafrechtelijk klimaat, zoals dat kenmerkend leek voor de eerste decennia na de oorlog, te kantelen, met als resultaat dat ons land aan het begin van de 21ste eeuw binnen Europa zelfs tot de landen met de hoogste detentiecijfers per hoofd van de bevolking is gaan behoren, zowel wat betreft volwassenen als wat betreft jeugd (Boone & Moerings 2007; Weijers & Liefaard 2007)