Aan het woord is een oud voetballer van een Utrechtse vereniging uit een volksbuurt, die de beladen derby beschrijft tegen een team uit een andere volkswijk. Het gaat er op het veld fysiek hard en hartstochtelijk aan toe. Om te winnen is niet alleen spreekwoordelijk alles geoorloofd. Maar na afloop moet je samen een biertje kunnen drinken en wordt het langzaam weer tijd om te vergeven en te vergeten. Hoe pijnlijk je er ook de komende maanden aan herinnerd zal worden dat je verloren hebt. De kracht van de sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder is dat zij verschillen bij elkaar brengt, maar dat die verschillen tegelijk de basis van het voetbal zijn. Die verschillen omvatten stad en platteland, verschillende provincies, verschillende geloofsgemeenschappen, verschillende politieke overtuigingen, verschillen in sociaaleconomische achtergronden, verschillen in leeftijd, verschillen in man-vrouwverhoudingen en ten slotte ook verschillen door de komst van immigranten. Die laatste verschillen hebben we uitgebreid beschreven in de voorgaande hoofdstukken. De verschillende groepen van immigranten hebben de afgelopen decennia na WO II de weg naar de sport gevonden. Te beginnen met Molukkers, daarna Surinamers en Antillianen en nu met Ghanezen maar vooral Turken en Marokkanen zijn deze groepen georganiseerd aan sport gaan deelnemen. Aanvankelijk door samen te spelen op veldjes buiten de georganiseerde sport met vaak een eigen onderlinge competitie op basis van nationaliteit. Later door zich individueel of als team aan te melden en deel uit te maken van de georganiseerde competitie. Maar ook door zich in eigen verenigingen te gaan organiseren. Dit boek volgt die ontwikkeling en de auteurs vragen zich af wat er dagelijks gebeurt in die verenigingen. En: doet het bestaan van die verengingen ertoe voor haar leden en de samenleving?