Dyslexie is de afgelopen jaren een veelgebruikte term geworden, niet alleen in het onderwijs maar ook in de bredere samenleving. Te pas en te onpas zie je het woord opduiken. Maar de bekendheid van de term, en de vlotheid waarmee het woord in de mond wordt genomen, gaat niet noodzakelijk gepaard met adequate kennis over het fenomeen. Heel vaak stoot je op hardnekkige misverstanden, niet alleen in gepopulariseerde publicaties, ook zelfs bij professionals die met kinderen en jongeren met leerproblemen werken. Ouders krijgen nog altijd behandelvormen voor hun kind aangeprezen waarvan intussen heel duidelijk is dat ze niet effectief zijn en op geen enkele wetenschappelijke evidentie gestoeld zijn. Een enkeling beweert al wel eens dat dyslexie een dwaalspoor is, een uitvinding om te verdoezelen dat de ernstige en hardnekkige problemen waarmee deze kinderen worstelen, allemaal het gevolg zijn van inadequaat leesonderwijs, en dus de schuld van de scholen die er niet voor kiezen om met een bepaalde leesmethode aan de slag te gaan. Verwarring troef dus. Deze verwarring hangt wellicht samen met het feit dat de wetenschap er nog niet in geslaagd is het fenomeen dyslexie volledig te doorgronden. Onderzoekers uit diverse disciplines buigen zich over het probleem, bieden nieuwe inzichten en opperen hypothesen voor verder onderzoek, dat ze meer en meer in interdisciplinaire samenwerking vormgeven. Maar ze zijn het zeker niet altijd eens met elkaar. Er blijft discussie en dat kan ook niet anders. Zolang we een fenomeen nog niet helemaal hebben kunnen doorgronden, zal onenigheid en discussie deel blijven uitmaken van het wetenschappelijk gebeuren. Dat is ook de enige manier om op dat vlak vooruitgang te boeken. Maar als de recente Covid-19-pandemie ons iets geleerd heeft, dan is het dat het voor de samenleving verwarrend kan zijn om met onenigheid tussen onderzoekers geconfronteerd te worden. Wie of wat moeten we dan geloven? Dit vormt dan ook meteen de voedingsbodem voor het creëren van fake news. Hierbij spelen op de achtergrond vaak ook ideologische en/ of economische motieven een belangrijke rol. Onenigheid onder wetenschappers betekent echter niet dat er nog geen waardevolle kennis is waarop we kunnen voortbouwen. Het kan de samenleving helpen om op geregelde tijdstippen de wetenschappelijke stand van zaken van complexe fenomenen, inclusief de onduidelijkheden die er nog zijn, even op een rij te zetten. Op die manier kunnen we mensen over de verwarring heen helpen en perspectief bieden. Het strekt de Nederlandse verenigingen van een aantal beroepsgroepen die actief zijn op het gebied van leerproblemen en dyslexie en het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie tot eer dat zij via deze richtlijn deze rol op zich genomen hebben. De richtlijn wil op basis van de huidige stand van de wetenschap aangeven hoe signalering, preventie, diagnostiek en interventie bij dyslexie het best vorm kan krijgen. De vragen en onduidelijkheden die er nog zijn, verdere ontwikkelpunten voor onderzoek dus, krijgen ook een plaats in de richtlijn.