Aan het werk van de achttiende-eeuwse Franse fi losoof Jean Jacques Rousseau is dit jaar in Nederland op verschillende manieren aandacht besteed. Zo werd op zijn driehonderdste geboortedag, op 28 juni 2012, in Slot Zeist te Zeist een symposium gehouden over de betekenis van Rousseau voor het onderwijs, georganiseerd door de Hogeschool Utrecht en De Internationale School voor Wijsbegeerte. Die middag werd ook de concertante kameropera van Rousseau Le devin du village uitgevoerd. Een maand eerder werd onder de titel Van nature goed door Studium Generale van de Universiteit Utrecht in samenwerking met de Faculteit Sociale Wetenschappen een serie lezingen gehouden. Willem Koops, Micha de Winter en Bas Levering spraken in dat kader ieder een column uit waarin zij op zoek gingen naar de actuele betekenis van het pedagogische denken van Rousseau en vooral probeerden de tegenstrijdigheden in zijn werk tot hun recht laten komen.
De basisschool, de life-span van 5 tot 12 jaar, bereidt de overgang voor naar de grote-mensen-wereld. In Nederland heeft die transitie veel van een sprong van de hoge duikplank, in het diepe van het sorterende voortgezet onderwijs.
In de jaren negentig van de vorige eeuw onderzocht de Engelse pedagoog Robin Alexander het basisonderwijs in Engeland, Frankrijk, Rusland, de VS en India. Gesprek en werk blijken overal de hoofdbestanddelen van het onderwijs te zijn, maar niet steeds op dezelfde manier.
Kinderen en jongeren hebben een eigen beleving van armoede, anders dan die van volwassenen. Het is dan ook zinvol om de kinderen en jongeren die in armoede leven zelf aan het woord te laten over hun
levenssituatie.
Jongeren vinden het moeilijk om te gaan met geld. Een derde van de jongeren heeft behoefte aan ondersteuning. Hoe kunnen (professionele) opvoeders financiële preventie aanpakken?
Het opvoeden van kinderen in een situatie van langdurige armoede valt niet mee. Soms wordt zelfs in de literatuur gesuggereerd, dat het leven in langdurige armoede gepaard gaat met voor de ontwikkeling van het kind ongunstige manieren van opvoeden (Geenen, 2007). Om te zien of dit inderdaad het geval is, werd een onderzoek bij Rotterdamse vrouwen in de bijstand gedaan met kinderen in de leeftijd van 6 tot en met 16 jaar (Reelick, 2010). Er is voor deze groep gekozen, omdat uit onderzoek blijkt dat in Rotterdam meer dan de helft van de als arm gedefi nieerde bevolking een bijstandsuitkering heeft (Lautenbach & Siemann, 2007). In dit artikel worden de resultaten van dit onderzoek kort beschreven.