2005
Jeroen Kramer (1956), voorheen presentator van Klokhuis en tegenwoordig bekend van het opvoedkundige programma 'Bij ons Thuis', publiceerde onlangs zijn werk 'Daarom is geen reden'. Verhalen van een moderne modderende vader. In zijn boek, een verzameling korte verhalen, vertelt hij over zijn opgroeiende dochter, zijn zoon en over zichzelf als onwetende vader. Gedreven door ontroering en ontreddering, tracht hij zijn kinderen de weg te wijzen in het leven; iets dat volgens Kramer niet altijd even makkelijk is. Want als ouder heb je – met een veranderend kind en een veranderende tijd – altijd het gevoel dat je achter de feiten aanholt.
Internet is een steeds belangrijker bron bij het vergaren van informatie, ook in het basisonderwijs. Maar hoe vind je, in de overdaad aan informatie (en andere zaken) die er op internet staat, datgene wat je nodig hebt? En hoe leer je vervolgens je leerlingen zich wegwijs te maken? Het zijn vragen die veel leerkrachten die leerlingen een veilige, eerlijke en kwalitatief hoogwaardige online leeromgeving willen bieden, zich stellen. Sylvia van de Bunt-Kokhuis bekijkt de filtering van digitale informatie op school en de rol van zoekmachines.
Er bestaan mensen die kinderen hebben, maar niet in staat zijn deze te verzorgen en op te voeden. Deze weerbarstige realiteit bepaalt de ondergrens van wat de jeugdhulpverlening kan doen om van ouders ‘competente’ ouders te maken. Hulpverleners, wetenschappers en politici moeten zich bewust zijn van deze grens en zorgen voor meer en betere voorzieningen voor kinderen en jongeren die niet thuis kunnen wonen. Aan de hand van de roman dorst[1] van Michael Kumpfmüller beschrijft Els Lodewijks-Frencken haar visie.
Kinderen die niet kunnen kruipen voordat ze kunnen lopen, of juist achteruit kruipen, glazen limonadedie over de tafel vallen, kinderen die struikelen of onder de blauwe plekken zitten van het stoten tegen tafels en stoelen. Bijna iedereen kent wel een kind dat onhandig is, of zich motorisch anders ontwikkelt dan andere kinderen. Wanneer is er sprake van gewone onhandigheid, een fase misschien, en wanneer van een probleem in de motorische ontwikkeling? Maar wat als het niet overgaat en een kind blijkt een motorische stoornis te hebben?
Dat vrouwen en mannen anders met elkaar praten is ondertussen wel duidelijk. Dit is zeer uitgebreid beschreven in het boek van Deborah Tannen, Je begrijpt me gewoon niet. De samenleving verandert snel, door nieuwe technologie. Is er nu ook iets veranderd in de communicatie tussen jongens en meisjes, als we naar het gebruik van de mobiele telefoon en internet kijken?