Ouderschapskennis 2006-1

Ouderschapskennis 2006-1

Omschrijving

Brief aan een pleegzorgverlener

Brief aan een pleegzorgverlener

In onderstaande open brief bundelt de auteur een aantal reacties van ouders op depleegplaatsing van hun kind. Op de vraag wat er had moeten gebeuren om deze reacties te voorkomen, kreeg hij praktische antwoorden, en met behulp van de metafoor van een sputterende en rammelende ouderauto heeft hij ze in deze brief verwerkt. De Beukeleer verzet zich tegen elke diskwalificatie van de ouders van een pleegkind, en pleit voor een ‘opvoedingsverbond’ van ouder en zorgverlener.
Trefwoorden: pleeggezin; kinderbescherming; ouderbegeleiding
Marcel de Beukeleer is oprichter en voorzitter van de Raad van Ouders van de Jeugdhulp vzw/Zelfhulpvereniging ‘onskindje’. Zie www.oudersenjeugdhulp.be
Dag ‘Pleegzorgverlener’,

Ik zeg niet pleegouder, want ouder van mijn kind dat ben je niet; je bent niet zijn mama of papa, en ik hoop dat je het niet in je hoofd haalt je zo door hem te laten aanspreken. Maar je vangt hem wel op in jouw huishouden. En omdat je ook nog voor hem zorgt, heb ik er helemaal geen probleem mee om je huishouden zijn pleegzorggezin te noemen. Want, zoals ik het van hier uit bekijk, bekommeren al je huisgenoten zich over mijn kind, en dat vind ik goed. Je huishouden heeft nu namelijk precies dat méér wat ik voor het moment mis: de minimale mix van mogelijkheden om hem zelf groot te brengen.
Hij weet dat ik zielsveel van hem houd, en het is met zeer veel pijn in het hart, maar met de wetenschap dat het goed is voor zijn opgroeien dat ik hem aan je toevertrouw. Ik hoop dat hij je zal mogen liefhebben zoals hij mij liefheeft, maar hoop evenzeer dat hij nooit zal moeten kiezen tussen zijn liefde voor jou of voor mij. Tevens hoop ik dat bij jou niet de gedachte opkomt dat je van hem kan houden zoals ik van hem houd.
Meer info
3,90
De beperkte houdbaarheid van ouderbegeleiders

De beperkte houdbaarheid van ouderbegeleiders

Hulpverleners lopen beroepsrisico’s, en zeker ouderbegeleiders. Niet alleen door werkomstandigheden en de eigen voorgeschiedenis maar juist ook door de aard van hun specifieke werk. Voor ouderbegeleiders zijn daarom extra inspanningen nodig ter preventie van beroepsziekten.
Meer info
3,90
De beperkte houdbaarheid van ouderbegeleiders

De beperkte houdbaarheid van ouderbegeleiders

Hulpverleners lopen beroepsrisico’s, en zeker ouderbegeleiders. Niet alleen door werkomstandigheden en de eigen voorgeschiedenis maar juist ook door de aard van hun specifieke werk. Voor ouderbegeleiders zijn daarom extra inspanningen nodig ter preventie van beroepsziekten.
Trefwoorden: ouderbegeleiding, beroepsrisico’s, burn-out
Bert Krapels is als kinder- en jeugdpsycholoog/psychotherapeut en als ouderbegeleider werkzaam in een eigen praktijk.
Adres: Beeklaan 476 2562 BM Den Haag Tel. 070-3467972 E-mail: info@bertpsychotherapeut.nl


Inleiding
Bouwvakkers vormen een kwetsbare groep wanneer het gaat om beroepsziekten. Zij lopen risico’s om lang vóór hun 65e arbeidsongeschikt te raken. Dat ook hulpverleners, zeker ouderbegeleiders, dit risico lopen is een minder aanvaard idee. Ouderbegeleiders worden persoonlijk geraakt door het disfunctioneren van ouders: omdat op de achtergrond het welzijn van kinderen speelt. Bovendien kunnen ze niet altijd op begrip rekenen van hun teamleden voor de specifieke problematiek waarmee zij te maken hebben. Het past echter niet bij het imago van een hulpverlener om tot een kwetsbare groep te horen. Daarom is het van belang preventieve maatregelen te nemen om uitval door ziekte te voorkomen.
Meer info
3,90
Een greep uit het leven van ouderbegeleiders

Een greep uit het leven van ouderbegeleiders

Ouderbegeleiders uit diverse settings en met verschillende achtergronden hebben op verzoek van de redactie bijgehouden wat er zoal op een dag langskomt. Wat opvalt zijn de vele klusjes die even tussendoor moeten, het inspringen op onverwachte gebeurtenissen, de te volle agenda’s en de administratieve rompslomp die een ouderbegeleider op zijn bord krijgt. Tel daarbij op de frustraties rond nieuw ontwikkelde systemen, onduidelijke posities binnen het proces van hulpverlenen, en de vraag komt boven drijven wat ouderbegeleiders nog energie geeft om door te gaan...


Gebrek aan inzicht

Toen ik begon met dit werk (meer dan twintig jaar geleden) had de maatschappelijk werker/ouderbegeleider hier een duidelijke taak. Je deed een intake en besprak dit op een staf Op grond daarvan kwam er al dan niet een onderzoekstraject voor het kind. De onderzoeksvragen waren goed voorbereid en de ouders waren betrokken. De ouderbegeleider was behalve intaker ook coördinator van het hulpverleningsproces en zorgde dat het dossier goed bijgehouden werd. Je had overzicht
Aan het woord is een ervaren ouderbegeleider werkzaam op de kinder- en jeugdafdeling van een GGZ-instelling. En overzicht is iets waar het volgens haar nu aan schort, ondanks iedere keer een nieuwe poging en een nieuwe systematiek: ‘Helaas is het tot op heden niet gelukt om deze functie van de ouderbegeleider in een protocol te krijgen,’ verzucht zij dan ook. Het is vechten tegen de bierkaai.
Meer info
3,90
Het recht van ouders op een rechte rug

Het recht van ouders op een rechte rug

Als een kind ziek is, zijn de ouders formeel gesproken de opdrachtgevers van medische zorg en consensus over de behandeling tussen artsen en ouders is dan belangrijk. Hoewel ouders ‘partners in zorg’ zijn, is hun positie echter niet te vergelijken met die van artsen en verpleging. In een academisch ziekenhuis is dat overduidelijk: hooggespecialiseerde medische kennis en kunde van de staf staan bijna altijd tegenover gebrek aan medische kennis en kunde bij ouders. De professionele verantwoordelijkheid van de arts voor patiënten is een andere, en het reikt minder ver, dan het verantwoordelijk zijn van ouders voor hun kind. Eigenlijk zijn hun posities niet vergelijkbaar. Wie bepaalt dan wat in het belang van het kind is? Dat punt wordt nog klemmender wanneer de levensbeschouwing van ouders op gespannen voet staat met wat de medici wenselijk achten voor het kind. Mogen ouders de eigen wensen en visie laten gelden? (Het woord ‘mogen’ zegt al dat zij het in een ziekenhuis niet voor het zeggen hebben.) Hoe houden ouders hun rug recht tegenover artsen en verpleging enerzijds, en het kind, hun religieuze overtuiging en sociale achterban anderzijds? En hoe stelt de ouderbegeleider zich op in dergelijke schijnbaar onontwarbare situaties?

In drie gevalsbeschrijvingen belichten de auteurs een telkens iets klemmender versie van hetzelfde probleem: ouderlijk gezag botst met medische macht. Familie, geestelijk leidsman en de ouderbegeleider zijn veelal de enigen die kunnen bemiddelen – maar is de ouderbegeleider daartoe bevoegd, en neemt hij die taak op zich?
Meer info
3,90
Het recht van ouders op een rechte rug

Het recht van ouders op een rechte rug

Als een kind ziek is, zijn de ouders formeel gesproken de opdrachtgevers van medische zorg en consensus over de behandeling tussen artsen en ouders is dan belangrijk. Hoewel ouders ‘partners in zorg’ zijn, is hun positie echter niet te vergelijken met die van artsen en verpleging. In een academisch ziekenhuis is dat overduidelijk: hooggespecialiseerde medische kennis en kunde van de staf staan bijna altijd tegenover gebrek aan medische kennis en kunde bij ouders. De professionele verantwoordelijkheid van de arts voor patiënten is een andere, en het reikt minder ver, dan het verantwoordelijk zijn van ouders voor hun kind. Eigenlijk zijn hun posities niet vergelijkbaar. Wie bepaalt dan wat in het belang van het kind is? Dat punt wordt nog klemmender wanneer de levensbeschouwing van ouders op gespannen voet staat met wat de medici wenselijk achten voor het kind. Mogen ouders de eigen wensen en visie laten gelden? (Het woord ‘mogen zegt al dat zij het in een ziekenhuis niet voor het zeggen hebben.) Hoe houden ouders hun rug recht tegenover artsen en verpleging enerzijds, en het kind, hun religieuze overtuiging en sociale achterban anderzijds? En hoe stelt de ouderbegeleider zich op in dergelijke schijnbaar onontwarbare situaties?
In drie gevalsbeschrijvingen belichten de auteurs een telkens iets klemmender versie van hetzelfde probleem: ouderlijk gezag botst met medische macht. Familie, geestelijk leidsman en de ouderbegeleider zijn veelal de enigen die kunnen bemiddelen — maar is de ouderbegeleider daartoe bevoegd, en neemt hij die taak op zich?
Trefwoorden: ziekenhuismaatschappelijkwerk; ouderbegeleiding; geloofsovertuiging
Bob de Raadt en Constance Hoogervorst zijn als medisch maatschappelijk werker verbonden aan het Erasmus MC-Sophia te Rotterdam.
Adres: Sk 22.52, Postbus 2060, 3000 CA Rotterdam.
E-mail: b.deraadt@erasmusmc.nl en c.hoogervorst@erasmusmc.nl
Meer info
3,90
Hoe meer keuzes, hoe meer dilemma's (ouders begeleiden bij het kiezen)

Hoe meer keuzes, hoe meer dilemma's (ouders begeleiden bij het kiezen)

De auteurs hebben te maken met velerlei ouderproblemen rond zwangerschap, geboorte en erfelijkheid. Zij hebben zich gespecialiseerd in het samen met ouders ontrafelen van de netelige dilemma’s waar zij voor komen te staan – opdat een keuze mogelijk wordt waar ouders de rest van hun leven achter kunnen staan. Belangrijk is dat maatschappelijk werkers de ruimte krijgen om ouders de ruimte te geven om goed en zorgvuldig te kiezen.
Meer info
3,90
Hoe meer keuzes, hoe meer dilemma’s — ouders begeleiden bij het kiezen

Hoe meer keuzes, hoe meer dilemma’s — ouders begeleiden bij het kiezen

De auteurs hebben te maken met velerlei ouderproblemen rond zwangerschap, geboorte en erfelijkheid. Zij hebben zich gespecialiseerd in het samen met ouders ontrafelen van de netelige dilemma’s waar zij voor komen te staan — opdat een keuze mogelijk wordt waar ouders de rest van hun leven achter kunnen staan. Belangrijk is dat maatschappelijk werkers de ruimte krijgen om ouders de ruimte te geven om goed en zorgvuldig te kiezen.
Trefwoorden: ziekenhuismaatschappelijkwerk; ouderbegeleiding; neonatologie; verloskunde
Monique Duijvestijn en Martine van Munster zijn als maatschappelijk werker werkzaam voor de Dienst Maatschappelijk Werk en Patiëntenservice, en gedetacheerd op de afdelingen verloskunde, neonatologie en klinische genetica van het Leids Universitair Medisch Centrum. E-mail: M.J.M.Duijvestijn@LUMC.nl en Mvmunster@LUMC.nl


Inleiding — over het moeten kiezen
Uit onderzoek blijkt dat een overdaad aan keuzemogelijkheden niet leidt tot meer geluk, maar tot meer spijt. We vinden het prettig om keuzes te hebben, maar frustrerend om te kiezen — juist omdat je niet alles kunt kiezen, of van alles een beetje. Consumenten blijken juist bij een beperkte keuze tien keer vaker iets kopen. Niet alleen voelen zij zich dan achteraf beter, de groep die een beperkte keus krijgt voorgezet is achteraf ook meer tevreden met de gemaakte keuze.
Meer info
3,90
In gesprek met een onderzoeker

In gesprek met een onderzoeker

Dr. Marina Jonkers combineerde in de jaren ’90 haar werk als wijkverpleegkundige op een consultatiebureau (CB) in een achterstandswijk, met cultureel-antropologisch onderzoek naar de opvoedingsadviespraktijk op datzelfde CB. Dit leidde in 2003 tot haar proefschrift ‘Een miskende revolutie. Het moederschap van Marokkaanse vrouwen.1 Hierin toont Jonkers hoe wijkverpleegkundigen de problemen die zij ervaren in de communicatie met Marokkaanse moeders op het consultatiebureau toewijzen aan cultuurverschil. Ze hebben uitgesproken opvattingen over hoe deze moeders hun kinderen moeten opvoeden en waarom, maar staven hun opvattingen over de veronderstelde Marokkaanse opvoedingspraktijk in Nederland nauwelijks. Jonkers concludeert dat die opvattingen in de weg zitten bij hun ondersteuning van de moeders.
Jonkers richtte haar proefschrift op moeders van de zogenaamde tussengeneratie: vrouwen die vaak als adolescent naar Nederland kwamen in het kader van gezinshereniging. Zij trouwden en werden jong moeder. Niet zelden was hun eerstgeboren kind even oud als de laatstgeborene van hun eigen moeder. Jonkers onderzocht hoe zij betekenis geven aan hun moederschap en hoe zij zich oriënteren op de Nederlandse samenleving. Ook bestudeerde zij de relatie tussen de betekenis die de moeders geven aan opvoeding enerzijds, en de opvattingen en ‘probleemconstructies’ van wijkverpleegkundigen over die moeders anderzijds.
Meer info
3,90
Inhoudsopgave

Inhoudsopgave

VAN DE REDACTIE

KOLOM
Bert Krapels, Volgens gebruiksaanwijzing

THEMA 1: OUDERS EN DOKTERS - WAT DOET DE OUDERBEGE-LEIDER DAARTUSSEN?
Redactie, Inleiding op het thema
Alice van der Pas, Prudent laveren tussen medische macht en ouderlijk gezag — over het verschil tussen positie kiezen en partij kiezen
Bob de Raadt en Constance Hoogervorst, Het recht van ouders op een rechte rug
Hanneke Meulink-Korf, Zoeken naar oriëntatie voor professionele verantwoordelijkheid — een reactie op de casusbeschrijvingen
Monique Duijvestijn en Martine van Munster, Hoe meer keuzes, hoe meer dilemma’s — ouders begeleiden bij het kiezen
Alice van der Pas, Nawoord: loyaliteit of duidelijkheid?

RUBRIEK
Surf & Zap
Anna Bakker, Besnijdenis in Gazipasa, Turkije

THEMA II: DE OVERBELASTE OUDERBEGELEIDER
Bert Krapels en Louise van den Broek, Inleiding op het thema
Louise van den Broek, Ouderbegeleiding: gevangen in een model - medisch denken in de GGZ
Bert Krapels, De beperkte houdbaarheid van ouderbegeleiders
Louise van den Broek, Een greep uit het leven van ouderbegeleiders anno 2005
Andrew Cooper, Oppervlakte- en diepteniveau in het Onderzoeksrapport Victoria Climbié

RUBRIEKEN
Wellesnietes
Riet Portengen en Ineke Huibregtsen, Verslag van het rondetafelgesprek overpleegzorg
Marcel de Beukeleer, Brief aan een pleegzorgverlener

In gesprek met een onderzoeker
Marina Jonkers, ‘Met een maatschappelijke invalshoek help je ouders meer dan met een pedagogische’

LITERATUUR
Recensies
Margalith Kleijwegt, Onzichtbare ouders. De buurt van Mohammed B.
Pieter Vermeulen, Scheiding & Ouderschap — een nieuw evenwicht in de ouder-kindrelatie
L. Bouwmans-van den Brink & M. Bouwmans, Zizi — de strijd om te mogen sterven.
J.D. van der Ploeg, Knelpunten in de jeugdzorg

Notabene
Meer info
Gratis
Kolom - Volgens gebruiksaanwijzing

Kolom - Volgens gebruiksaanwijzing

U kent ze vast en zeker: die handige gebruiksaanwijzingen bij elektrische apparaten. Wanneer de dvd-speler het niet doet, zoek je onder ‘Problemen’ op wat er mis kan zijn. Daar staat een handleiding voor wat je in zulke gevallen moet doen: ‘Geen beeld meer? Druk op knopje A1. Nog geen beeld? Maak uw laser schoon...’ Zo werkt u de handleiding door totdat het apparaat het weer doet — of u besluit een nieuwe dvd-speler aan te schaffen. (Repareren is meestal duurder.)
Meer info
3,90
Literatuur - nota bene

Literatuur - nota bene

Een allerhande aan artikelen en boeken kort gesignaleerd: Nederlands en anderstalig, oud en nieuw, praktisch en theoretisch, verzorgd (en soms geannoteerd) door Alice van der Pas.
Hieronder eerst literatuurverwijzingen bij het thema ‘Ouders en dokters’ in dit nummer.
Beek, R.H.T. van; Buiting, H.P.J.; Haan, FJ. de & J.B. van Goudoever (2005). Zorgvuldige handelwijze bij een conflict over zinvol handelen bij een pasgeborene met ernstige cerebrale beschadiging. Nederlands Tijdschrift Geneeskunde 149, 48: 2690-2693.
Artsen en juristen geven hun visie op, en versie van, een casus die ook wordt beschreven door De Raadt en Hoogervorst in hun artikel ‘Het recht van ouders op een rechte rug’ eerder in dit nummer. Het was een bizarre combinatie van tweede, derde, enzovoorts opinies, juridische puzzels, medisch-technische hoogstandjes, medisch-ethische machteloosheid en intermenselijk onthand zijn.
Meer info
3,90
Nawoord

Nawoord

In de drie praktijkartikelen van dit thema staan grote mensen rond couveuses en kinderbedjes heftig van mening te verschillen: hoger en lager geschoolde kinderspecialisten, en witte of zwarte, niet-gelovige evengoed als orthodox gelovige ouders van zieke kinderen.


Kwetsbaarheid en parafernalia
Artsen en ouders doen dan niet voor elkaar onder in eigenwijsheid en ‘niet willen horen’; beiden zijn kwetsbaar; en beiden gebruiken ze afweren of, vriendelijker gezegd, ‘coping mechanismen’. Als ouders slecht nieuws niet horen, laat staan bevatten, dan noemt de dokter dat ‘ontkenning’: ze willen het niet horen. Wat door de arts dan wordt ‘ontkend’ is dat ouders soms iets nog niet kunnen horen. Hij wil niet weten dat het zo werkt bij ouders, en soms willen ouderbegeleiders niet weten dat het bij alle kinderdeskundigen zo werkt, leerkracht, pedagoog, kinderpolitie, verpleegkundige of arts.
Meer info
3,90
Oppervlakte- en diepteniveau in het Onderzoeksrapport Victoria Climbié

Oppervlakte- en diepteniveau in het Onderzoeksrapport Victoria Climbié

De auteur gaat, tussen de regels lezend van het Onderzoeksrapport over Victoria Climbié, op zoek naar de ontbrekende emotionele inhoud van de vele, onderling verbonden verhalen waar het rapport over gaat. Na een samenvatting van de grote lijnen in deze complexe casus betoogt auteur dat ook eerdere onderzoeksrapporten naar niet-natuurlijk gestorven kinderen laten zien dat bewijzen van wat er zich afspeelde door betrokken hulpverleners zowel gezien werden, als niet gezien, en dat dit op verontrustende wijze óók gold in het geval van Victoria Climbié.

De auteur suggereert dat het rapport zelf dit probleem herhaalt. Dat leidt tot een ontkoppelen van beleidsdoelen en de werkelijkheid van de dagelijkse praktijk. De extreme moeite die het kost om de emotionele realiteiten van kinderbeschermingswerk onder ogen te zien, wordt geëxploreerd als de centrale factor die verklaart waarom het rapport er niet in slaagt om op een dieper niveau zich bezig te houden met de dynamiek van de praktijk. De auteur wil zo een beleidsanalyse ontwikkelen die gefundeerd is in herkenning van de emotionele behoeften van hulpverleners en hun organisaties.
Meer info
3,90
Ouderbegeleiding: gevangen in een model (medisch denken in de ggz)

Ouderbegeleiding: gevangen in een model (medisch denken in de ggz)

De geestelijke gezondheidszorg is geënt op het zogenaamde medisch model. Het nieuwe zorgstelsel met zijn nadruk op transparantie door het verplichten van DBC-registratie en streven naar een vrije markt heeft dit denken versterkt. Hulpverleners in de GGZ, met name ouderbegeleiders, werken in een context die niet aansluit op hun manier van denken en communiceren. Wat zijn de kenmerken van dit medische model en wat betekent dit medisch denken voor de beroepsidentiteit van de ouderbegeleider?
Meer info
3,90
Ouderbegeleiding: gevangen in een model- medisch denken in de geestelijke gezondheidszorg

Ouderbegeleiding: gevangen in een model- medisch denken in de geestelijke gezondheidszorg

De geestelijke gezondheidszorg is geënt op het zogenaamde medisch model. Het nieuwe zorgstelsel met zijn nadruk op transparantie door het verplichten van DBC-registratie en streven naar een vrije markt heeft dit denken versterkt. Hulpverleners in de GGZ, met name ouderbegeleiders, werken in een context die niet aansluit op hun manier van denken en communiceren. Wat zijn de kenmerken van dit medische model en wat betekent dit medisch denken voor de beroepsidentiteit van de ouderbegeleider?
Trefwoorden: medisch model, ouderbegeleiding, GGZ
Louise van den Broek is kinder- en jeugdpsycholoog en ouderbegeleider in eigen praktijk. Adres: Hoenderpad 14, 1601 RA Enkhuizen. Tel 0228-326468.
E-mail: vandenbroek.louise@planet.nl
Meer info
3,90
Prudent laveren tussen medische macht en ouderlijk gezag — over het verschil tussen positie kiezen en partij kiezen

Prudent laveren tussen medische macht en ouderlijk gezag — over het verschil tussen positie kiezen en partij kiezen

Wanneer ouders en artsen elkaar ontmoeten bij een ziek kind, staan zij soms aan tegenovergestelde kanten van het bed. Hoe zieker het kind, hoe meer arts en ouders emotioneel en qua prestaties op hun tenen lopen, en hoe meer kans op een meningsverschil. Hoe ernstiger de aandoening, hoe meer kans ook op verschil van visie binnen een behandelteam. En, ten slotte, hoe duidelijker de opvattingen van ouders over de te volgen weg, hoe meer prudentie vereist is van de ouderbegeleider.
De ervaringen van een supervisant, werkzaam als ouderbegeleider op de kinderafdeling van een groot ziekenhuis en hier aangeduid als Nico Naamloos, illustreren dat vasthoudende en prudente ouderbegeleiding bij verschillen van mening alle verschil kan maken voor de goede gang van zaken. Naamloos is vasthoudend in de zin dat hij heikele zaken niet uit de weg gaat. Prudent betekent in dit geval dat hij probeert relationeel betrouwbaar te blijven voor alle betrokkenen, en om partijvorming te voorkomen. Ook hij loopt op zijn tenen, wankelt soms, maar behoudt de ouderbegeleidende positie.
Naamloos overwoog zelfeen artikel te schrijven over deze situatie, maar zag daar om persoonlijke redenen van af. De cursief gedrukte passages zijn afkomstig van supervisiemateriaal, de andere tekst van onze gesprekken en van overwegingen achteraf van mijzelf.
Trefwoorden: ziekenhuis-maatschappelijk werk, ouderbegeleiding, medische ethiek
Dr. Alice van der Pas is ouderbegeleider en gezinstherapeut, heeft een kleine supervisiepraktijk, en publiceert over ouderbegeleiding
E-mail: avc@alicevanderpas.demon.nl
Meer info
3,90
Prudent laveren tussen medische macht en ouderlijk gezag (over het verschil tussen positie kiezen en partij kiezen)

Prudent laveren tussen medische macht en ouderlijk gezag (over het verschil tussen positie kiezen en partij kiezen)

Wanneer ouders en artsen elkaar ontmoeten bij een ziek kind, staan zij soms aan tegenovergestelde kanten van het bed. Hoe zieker het kind, hoe meer arts en ouders emotioneel en qua prestaties op hun tenen lopen, en hoe meer kans op een meningsverschil. Hoe ernstiger de aandoening, hoe meer kans ook op verschil van visie binnen een behandelteam. En, ten slotte, hoe duidelijker de opvattingen van ouders over de te volgen weg, hoe meer prudentie vereist is van de ouderbegeleider. De ervaringen van een supervisant, werkzaam als ouderbegeleider op de kinderafdeling van een groot ziekenhuis en hier aangeduid als Nico Naamloos, illustreren dat vasthoudende en prudente ouderbegeleiding bij verschillen van mening alle verschil kan maken voor de goede gang van zaken. Naamloos is vasthoudend in de zin dat hij heikele zaken niet uit de weg gaat. Prudent betekent in dit geval dat hij probeert relationeel betrouwbaar te blijven voor alle betrokkenen, en om partijvorming te voorkomen. Ook hij loopt op zijn tenen, wankelt soms, maar behoudt de ouderbegeleidende positie. Naamloos overwoog zelf een artikel te schrijven over deze situatie, maar zag daar om persoonlijke redenen van af. De cursief gedrukte passages zijn afkomstig van supervisiemateriaal, de andere tekst van onze gesprekken en van overwegingen achteraf van mijzelf.
Meer info
3,90
Recensies

Recensies

Onzichtbare ouders.

De buurt van Mohammed B. Margalith Kleijwegt (2005). Zutphen: Uitgeverij Plataan. ISBN 90-5807-231-2 (207 pp.).


Dit boek heb ik in een adem uitgelezen. Het neemt je mee naar huiskamers waar je niet zo gauw komt en dat is ook meteen het verbij- sterende aan dit boek. 
Margalith Kleijwegt is journaliste. Ze volgde de leerlingen in de tweede klas van een zwarte vmbo-school in Amsterdam gedurende een jaar. Zij was ook nieuwsgierig naar de ouders: waar- om zijn ze zo onzichtbaar, hoe leven ze en hebben ze contact met de buitenwereld?
Wat volgt is het verslag van vele ontmoetingen en van de moeite die het kost om die ontmoe- tingen tot stand te brengen. Ze heeft heel wat door Amsterdam West gefietst, stond regelmatig voor een dichte deur, maar kwam uiteindelijk bijna overal binnen.
De rode draad is dat alle ouders in dit boek wil- len dat hun kind een goede opleiding krijgt, maar meestal geen idee hebben hoe het onderwijssys- teem in elkaar zit en nauwelijks vaardigheden hebben om hun kinderen te helpen. Ze kunnen niet of nauwelijks lezen, hebben amper onder- wijs gehad, of hebben twee of drie banen tegelijk om rond te komen. Een hele berg onmacht. Het boek laat docenten zien die zich tot het uiterste inzetten voor een moeilijke groep leer-
lingen, nog los van de cultuurproblemen. Het zijn allesbehalve hoogvliegers, ze zijn vaak druk, ongeconcentreerd en dus moeilijk te motiveren. Het zijn de kinderen die niet vanzelf leren.
De docenten steken daar veel tijd in. Ze passen het onderwijs aan: kleine klassen, leren via de praktijk en minder theorie. Structuur en duidelijkheid zijn nodig zeggen ze, een docent moet ook opvoeder zijn. Ze geven het niet snel op. Maar ze hebben het wel opgegeven nog iets met de ouders te doen. Letterlijk zegt een docent: ‘De ouders zou ik laten, vaak hebben ze niet eens het overzicht over hun eigen leven.’ En dat is wat mij heeft geschokt en wat me echt machteloos maakt: hoe kan je kinderen helpen als je de ouders opgeeft? Hoe kan je oordelen over ouders als je ze nooit ziet en nooit opzoekt? Want in alle huiskamers was Margalith de eerste witte Nederlander. Jason bijvoorbeeld is al maanden niet op school geweest als ze zijn moeder opzoekt. Jason’s ouders zijn gescheiden: zijn moeder werkt hele dagen en ze heeft geen idee dat Jason al die tijd heeft gespijbeld. De leerplicht-ambtenaar weet het wel. Hij zegt: ‘Natuurlijk zou het beter zijn als ik bij spijbelende leerlingen thuis langsga, maar waar haal ik de tijd vandaan?’ Het ‘meldpunt thuiszitters’ weet het ook, maar dat is alleen een administratieve instantie.
Alle energie zit in protocollen en procedures, en niemand lijkt zich af te vragen waarom Jason verzuimd. Margalith ontdekt het al tijdens het eer-ste huisbezoek: het is lawaaierig op school, de leerlingen zijn agressief, hij wordt voortdurend gepest. Hoe eenzaam kan een kind zijn, hoe erg kan je ouders en kinderen in de kou laten staan?


Het onbedoelde effect is dat er een haast onomkeerbaar proces van verwijdering en onthechting in gang is gezet. Door niet op huisbezoek te gaan, door vast te houden aan protocollen en administratieve procedures, geven we de boodschap af dat we niet geïnteresseerd zijn in deze ouders (en dus hun kinderen) en dat ze niet van belang zijn. Alle commotie na de moord op van Gogh, die door het hele boek voelbaar is, maakt het daar niet beter op. En na een jaar zit Jason nog steeds niet op school.
De lezer blijft verbijsterd achter: over het isolement van de beschreven gezinnen en over het – wederzijdse – gebrek aan interesse. Het heeft geen zin schuldigen aan te wijzen. Het heeft wel zin de vraag te stellen die Margalith Kleijwegt zich stelt in haar nawoord: ‘Hoe doorbreek je die afzondering? Hoe zorg je ervoor dat ouders zich hier wél thuis gaan voelen? Dat ze wél naar ouderavonden komen, en weten wat hun kinderen buitenshuis uitvoeren?’
Ik weet het antwoord wel: geef ouders niet op en zoek ze op. Breng de school in de huiskamers en laat de school een spil zijn in het leven van ouders en kinderen. Maak gebruik van sleu- telfiguren in de allochtone gemeenschap, maak gebruik van de krachten die zij hebben. Laat zo zien dat we wél geïnteresseerd zijn en dat we het écht belangrijk vinden dat ze er ook bij horen. Want dat vinden we toch?
Ineke Huibregtsen


Scheiding & Ouderschap – Een nieuw evenwicht in de ouder-kindrelatie. Pieter Vermeulen (2004). Rotterdam: Ad. Donker. ISBN 90 6100 568 x (146 pp.).


Vermeulen is maatschappelijk werker/mediator en werkt als ouderbegeleider in de jeugdpsychiatrie. Hij beschrijft in dit boek de wijze waarop kinderen kunnen reageren na een scheiding. Het is een praktisch boek met adviezen en tips voor ouders die gaan scheiden of gescheiden zijn, over hoe om te gaan met vragen van kin- deren. Het is een makkelijk leesbaar boek. Maar het boek heeft ook een wat misleidende titel, want het gaat voornamelijk over opvoederschap na scheiding, en is geschreven vanuit de kind-behoeften. Ouderschap is echter meer dan opvoederschap! Het boek geeft geen antwoord op vragen als: ‘Hoe kan ik een echte ouder zijn als ik niet meer dagelijks voor mijn kind zorg?’ en: ‘Hoe precies ben je logeer-ouder of ouder- op-afstand?’. Vermeulen haalt enkele wetenschappelijke onderzoeken aan, maar het ontbreekt toch aan theoretische onderbouwing. Het biedt nauwelijks meer dan een gemiddeld opvoedboek en het boek is daarom voor ouderbegeleiders te mager als hulp bij het steunen en begeleiden van ouders bij een scheidingproces.   
Birsen Akin


Zizi – de strijd om te mogen sterven. L. Bouwmans-van den Brink & M. Bouwmans (2004). Zaltbommel: Kempen. ISBN 90.6657.103.9 (277 pp.).


Door onkunde van een vroedvrouw loopt alles fout bij de geboorte van Zizi en wordt ze ‘zo goed als levenloos’ geboren. Zizi ademt niet, huilt niet, haar hoofd is ‘extreem blauw’. Twee- ëntwintig minuten lang krijgen haar hersenen geen zuurstof – en zelfs ik weet dat dit ernstig en onherstelbaar hersenletsel veroorzaakt. Zizi was twee minuten later dood geweest – als niet de ambulance was gearriveerd. Ambulanceper- soneel handelt vanuit de medische reflex: elk wezen in leven houden, en zogenaamd reani- meren krijgt inderdaad enkele organen op gang, maar niet meer de ‘anima’. Niet de ziel en niet de persoon. Over de strijd om Zizi toch, maar dan menswaardig, te laten sterven gaat het boek.

Inhoud van het boek
Zizi is het tweede kind van haar ouders. Vader en moeder zijn beiden schrijver van beroep – moeder journalist en vader redacteur bij een krant – en uiteraard houden zij precies bij wat er gebeurt. In dit boek doen zij daar verslag van, vanaf de eerste weeën tot en met het moment, negen weken later, dat vader het kistje met de overleden Zizi in het graf neerlaat. Het is een goed gecomponeerd boek, en onbedoeld span- nend wegens allerlei behandelintriges, de bot- sende en koppige meningen over ‘ondragelijk lijden’, en het even koppig pogen van ouders om hun doel voor Zizi te verwezenlijken. Dit alles temidden van een wirwar van technisch kundig, maar in menselijk opzicht onkundig medisch handelen. Waren de ouders minder competent en alert en sterk geweest, dan was Zizi verplicht blijven leven: zonder gehoor, zonder gezichtsvermogen, zonder bewustzijn, zonder te kunnen zuigen of slikken en dus voor altijd aan een voedingssonde, spastisch, en als ze niet slaapt continu stuipen, en urenlang hoog- tonig huilen dat moet duiden op ondragelijk ongemak, zo niet pijn. 
Na vier dagen doorvragen, onder vaders motto ‘we gaan voor elke strohalm die er is’, wordt het de ouders duidelijk dat Zizi een niet-menswaardig bestaan tegemoet gaat. Zij verzoeken om levensbeëindiging, maar dat gaat zomaar niet. Om 250 pagina’s kort samen te vatten: er is een autoriteit van het Wilhelmina Kinderziekenhuis te Utrecht nodig – en om die te mogen consulteren moeten er heel wat schij- ven in beweging worden gebracht – om alle betrokken kinderartsen en gynaecologen van twee (niet-academische) ziekenhuizen duidelijk te maken dat sondevoeding onder deze omstan- digheden een niet-zinvolle medische handeling is, en dus mag worden gestaakt zonder dat men medisch-ethisch-juridisch over de schreef gaat. Daarna moet het kind palliatief worden begeleid tot zij, waarschijnlijk heel spoedig, sterft. Twee maanden lang hebben de ouders moeten knokken om deze eigenlijk zo eenvoudige kogel door de medische kerk te krijgen, terwijl ze tegelijkertijd knokten om psychisch overeind te blij- ven, en zowel voor Zizi beschikbaar te zijn als voor hun vierjarige Tom. Het zijn competente en weerbare mensen; vaders werkgever is zeer coulant, en er zijn betrokken vrienden en ken- nissen te over. 
De bron van stress zijn artsen, die – en daar gaat het boek over – uit angst om over een professionele schreef te gaan vreemde dingen zeggen, doen en nalaten. Ik doe een greep uit een lange litanie over artsen die
- wel spreken over zware beschadigingen bij Zizi, maar net niet zeggen hoe catastrofaal ze zijn, en dus ook niet: ‘Zullen we haar laten sterven?’
- meegaan in verzoeken om EEG en MRI,  terwijl ze al lang weten wat die te zien geven; op zo’n moment hun medische gezag niet aanwenden, maar dat wel gebruiken om Zizi vóór een EEG extra doses medicatie te geven – zodat de uitslag oneigenlijk gun- stig is (dat laatste lezen de ouders in de aan- tekeningen van een verpleegkundige) en de arts die voor een eerste second opinion wordt geconsulteerd constateert dat Zizi niet ondraaglijk lijdt;
- zelf niet voor Zizi zorgen en haar niet zelf hebben onderzocht (dat doen artsen in opleiding), maar wel stellen dat zij niet ondraaglijk lijdt; 
- vragen voorleggen waarvan ook intelligen- te ouders de portee met geen mogelijkheid kunnen overzien, in plaats van de eigen visie te geven, die helder te verantwoorden, en te beseffen dat ouders de rest van hun leven verder moeten met het te nemen besluit; 
- ouders voor idiote dilemma’s plaatsen. ‘Waar leggen jullie eigenlijk de grens?’ vraagt een arts op de derde dag. Medicatie tegen pijn en stuipen kan worden gegeven, zegt hij, maar kán leiden tot ademstilstand: welnu, willen de ouders deze indirecte vorm van levensbeëindiging, ook al mag die volgens het zie- kenhuis geen levensbeëindiging heten maar verlichting van het lijden? Maar als de ouders vervolgens voor bewust geplande levensbeëindiging kiezen omdat zij een stiekem georganiseerde dood onwaardig vinden, dan horen zij: ‘Dat doet dit ziekenhuis niet’. 
- Zizi wel (de eerste tien dagen), tegen afspra- ken met de ouders in, antibiotica geven: een zinloze handeling waardoor de kans op natuurlijk overlijden afneemt; 
- (later) medicatie tegen de aanhoudende stui- pen laag houden in de hoop dat dit verde- re hersenschade aanricht en tot een of andere ‘fatale complicatie’ leidt;
- de ouders korte tijd van moordneigingen verdenken: ze mogen Zizi niet meer (pro- beren te) voeden, alle medicijnen zitten achter slot en grendel, om de haverklap komt iemand de kamer binnen, en voordat ze weggaan wordt snel gecheckt of Zizi nog leeft. 
Grote opluchting bij de verpleegkundigen als Zizi mag sterven. Zij, en niet de artsen, moeten haar lijden dagelijks en nachtelijks aanzien en - horen. In hun herhaalde suggestie aan de ouders: ‘Wilt u haar niet mee naar huis nemen?’ hoor ik dat zij hoopten van deze kwelling te worden verlost. Hun rose-babyproza – in het journaal dat zij bijhouden voor de ouders – vermeldt al op de derde dag: ‘We zijn erg bezorgd over jou. Het lijkt of dat er veel in je bolletje is gebeurd. Dat denken we omdat je zo met je armpjes zwaait. … Je bent een heel mooi en dapper meisje dat wil vechten en iedereen hier vecht met je mee.’ De verpleegkundigen weten van wanten en voor hen is de miserabele prognose evident. Het is alsof zij zichzelf de goede attitude aanpraten om door te gaan met zorg voor een kind dat in hun ogen al aan zorg voorbij is – en om vriendelijk te blijven tegen ouders die het kind niet mee naar huis nemen. Twee dagen later staat er: ‘Vandaag is ook met je papa en mama besloten om niets meer te doen om je leventje te verlengen. Het is moeilijk maar voor allemaal waarschijnlijk het beste’ – opgelucht dus, maar toen moest de ver- pleging nog zo’n veertig dagen en nachten ver- der met Zizi! Daar hoort bij dat ze blíjven hopen, en een cassetterecorder met rustige muziek zetten bij dove Zizi, proberen haar zelf te laten drin- ken en zuigreflexen waarnemen die er niet zijn. De ouders weten dat de fles een kwelling is voor Zizi, maar pas na drie weken durft een (week- end)verpleegster te zeggen ‘dat het met flesvoeding voorlopig niks wordt’. Of, denk ik wantrouwig, betekent sondevoeding dat deze vreselijke baby nog langer bij hen blijft? Of beseft de verpleging juist maar al te goed dat sondevoeding Zizi in leven houdt en dat flesvoeding haar enige kans is om te sterven – al is het door verstikking?  

Relevantie voor ouderbegeleiders

Natuurlijk heb ik me op elke bladzijde afgevraagd wat een ouderbegeleider in deze situatie had kunnen betekenen. Er loopt niet zo iemand rond. Een psychologe werpt zich op voor deze rol, maar weet er zich geen raad mee. In het boek uiten de ouders behoefte aan een vertrou- wenspersoon die hen steunt en advies geeft, en die niet ‘een doorgeefluik’ is voor de artsen. Ook hadden ze graag ‘één aanspreekpunt – voor hel- dere communicatie en om misverstanden te voorkomen’. Steeds is er iemand die met hen wil praten, arts, verpleegkundige of de psychologe, vaak met strijdige boodschappen – terwijl zij met hun aandacht bij Zizi willen zijn. De ouders zijn razend als de WKZ-deskundige op bezoek komt en ze te horen krijgen dat hij niet met hen wil spreken en dat ze niet bij het over- leg mogen zijn. Niemand neemt het dan voor hen op. Zij benaderen die arts dus zelf, en het tegendeel van wat hun was verteld is waar: hij nodigt hen uit, en in zijn belangstellingshië- rarchie staan ouders duidelijk bovenaan. 
Ik wenste de ouders ook iemand toe die weet hoe je adviezen uitbrengt: níet ‘gedoseerd, omdat de ervaring is dat maar de helft blijft hangen’,
maar selectief: de hoofdlijnen zodanig helder bespreken dat ze wel degelijk blijven hangen. Tegelijk voel ik twijfel: wat kán een ouderbe- geleider doen in situaties waar artsen en zieken- huis bang zijn, waar zoveel verborgen agenda’s een rol spelen en waar soms ronduit stiekem wordt gehandeld? Vergelijk het met de verple- ging: zij doen hun plicht – maar zijn het oneens met het beleid, voelen zich machteloos en monddood, en zijn bang om van harte met de ouders mee te leven. Kan een ouderbegeleider in een zo gespannen situatie wél mondig blijven? Autonoom? Vrij om ouders bij te staan en te adviseren? Om waarlijk betrouwbaar te zijn? Krijgt een ouderbegeleider de ruimte daarvoor?


Conclusie
Een leerzaam boek voor elke ouderbegeleider – ook voor wie nooit met zieke kinderen te maken heeft. Het gaat immers over ouders in moeilijke omstandigheden, over bejegening door deskundigen, en over de positie van ouderbegeleiders in een multidisciplinair team. 
Alice van der Pas

 


Knelpunten in de jeugdzorg, J.D. van der Ploeg (2003). Rotterdam: Uitgeverij Lemniscaat. ISBN 90-5637-512-1 (220 pp.).
‘De vreemde paradox doet zich voor dat waar de jeugdzorg zich al decennialang inzet voor jeug- digen die op enigerlei wijze ernstig worden ver- waarloosd, zij zelf verschillende belangrijke issues in haar werk veronachtzaamt.’
Met deze zin zet de auteur de toon. Hij is buitengemeen kritisch over het gebrek aan belangstelling voor de jeugdzorg voor de bevindingen van onderzoek. Ideologie lijkt méér leidend dan empirische kennis. Van der Ploeg is niet alleen kritisch: hij draagt ook bij aan de oplossing. In
dit boek behandelt hij thema’s die óf onderbelicht óf onuitgewerkt zijn in de jeugdzorg.
Achtereenvolgens: onbenutte kennis van probleemgroepen, onderschatte mensen en middelen, en onuitgewerkte kwaliteitskenmerken. 
Zo zet de auteur eerst de feiten, het wetenschappelijk onderzoek over zwervende jongeren, op een rij. Zo wordt glashelder hoe zwerf-
gedrag ontstaat, wat de belangrijkste kenmerken zijn van die jongeren en dus wat de meest effectieve aanpak is. In de daarop volgende hoofd-
stukken doet hij hetzelfde ten aanzien van delinquente en agressieve jongeren. Het is te loven dat de auteur zo minutieus en zorgvuldig feiten en fictie scheidt en handreikingen geeft voor een professionele aanpak van de kindpro- blematiek. Tot zover is het een degelijk, nuchter en bruikbaar boek.


Opvallend is echter dat hij het vooral over jeugdigen heeft en niet of nauwelijks over ouders. Ouders worden zijdelings benoemd: als veroorzakers, als falende opvoeders die het probleem in stand houden, of als risicofactor omdat ze zelf ook problemen hebben. Opvoedings- ondersteuning wordt genoemd als een preventief middel, maar werkt niet in de moeilijk toegankelijke gezinnen waar ouders ‘niet zo zeer worstelen met opvoedingsonzekerheden maar er een deviante leefwijze op na houden, die men niet wenst in te ruilen voor een andere’. Grote lijn in dit boek is toch dat de hulpverlening zich dient te richten op de jongere. Gezinsbehandeling komt kort aan de orde, ouderbegeleiding in het geheel niet.
In het deel over onderschatte mensen en middelen steekt hij de gezinsvoogd een hart onder de riem door met onderzoek aan te tonen dat gezinsvoogdij in veel gevallen wel degelijk effectief is. Hij behandelt uitgebreid nut en onnut van de uithuisplaatsing in een instelling en het effect van de leefgroep op de opvoeding van de kinderen. Allemaal nuttige informatie die de professie van de kinddeskundige ten goede komt. Maar ook in dit deel komen ouders er bekaaid af. Na een uitgebreid (en inhoudelijk goed) hoofdstuk over de noodzakelijke samenwerking tussen school en jeugdzorg was ik erg toe aan een hoofdstuk over de noodzakelijke samenwerking tussen ouders en jeugdzorg.


Het is jammer, de auteur is prettig scherp als het over de jeugdzorg gaat. Hij is betrokken én kritisch, bouwt op ervaring en feitelijke ken- nis, maar heeft alleen oog voor de jeugdige en niet of nauwelijks voor zijn ouders, en veronachtzaamt daarmee zelf ook een belangrijk onderwerp in de jeugdzorg. Wat zou het mooi zijn als deze auteur, met dezelfde betrokken en kritische blik, een boek zou schrijven over de hulpverlening aan kinderen én ouders.
Ineke Huibregtsen

 

Meer info
Gratis
Surf & zap

Surf & zap

Besnijdenis in Gazipasa, Turkije

Anna Bakker werkte als ouderbegeleider/systeemtherapeut bij het Moeder-Kind Project Psychiatrie van de Amsterdamse Valeriuskliniek. Ze woont nu een gedeelte van het jaar in Turkije.
Afgelopen zondag was de grote dag van Ugur, mijn buurjongen van 7 jaar oud: hij werd besneden. Groot feest dus, en dan is, ook bij een arm boerengezin, de kamer en het balkon vol met visite. Het bezoek werd vanaf 12.00 verwacht. De vrouwenafdeling was beneden: ongeveer 10 vrouwen zaten deels op banken, deels op de grond. Hanim was de enige bekende en ook de enige andere niet-gehoofddoekte.
Cemis, de moeder van Ugur, schommelde bedrijvig heen en weer. Van tijd tot tijd daalde vader Esref van de mannenafdeling boven af, om buiten mee te helpen met de maaltijd die in enorme pannen werd klaargemaakt. Daar tussendoor sprong Ugur en zijn gezicht stond wat strakker dan anders. Zijn vriendje met dezelfde naam, zoon van Hanim, was al een jaar eerder besneden en keek zo mogelijk nog strakker: hij wist het. Heel solidair week hij geen moment van zijn vriendjes zijde en hield hij de ouderen nauwlettend in de gaten.
Meer info
3,90
Thema I: ‘Ouders en dokters -wat doet de ouderbegeleiding daartussen?

Thema I: ‘Ouders en dokters -wat doet de ouderbegeleiding daartussen?

Inleiding op het thema
Meningsverschillen tussen ouders en kinderdeskundigen zijn op zich niet ongebruikelijk. De heftigheid ervan kan echter sterk oplopen zodra het om de lichamelijke gezondheid van kinderen gaat, en zeker wanneer ouder en dokter bij het bed staan van een ten dode opgeschreven baby of jong kind. Vergeet bij het lezen van dit thema echter niet, zoals een van de auteurs ons maande, dat iedereen die in de praktijkvoorbeelden voorkomt oprecht het beste voor heeft met de kinderen. Oók een dokter die volgens ouders ‘alleen maar wil dokteren' en óók ouders die volgens de dokter niet willen snappen hoe erg hun kind eraan toe is.
Meer info
3,90
Thema II: De overbelaste ouderbegeleider

Thema II: De overbelaste ouderbegeleider

Inleiding op het thema
Onlangs kwam ons ter ore dat hulpverleners ouders niet mochten spreken in het kader van diagnostiek van het kind omdat het te veel tijd kostte. In een discussie met de verzekeraar over de financiering van ouderbegeleiding verklaarde deze dat dit geen ingewikkeld of zwaar vak is en dus ook niet zo’n hoge honorering verdient.
Geen ingewikkeld vak? Een te grote caseload, een samenleving die je op de vingers kijkt, een manager die denkt in termen van productie in plaats van hulpverlening, een onduidelijke plaats in het team, de druk van een wachtlijst, een toenemende bureaucratie en vraaggestuurd werken met ouders die geen vraag maar wel een probleem hebben. Inhoudelijke onderwaardering van de ouderbegeleider lijkt structureel bij ons vak te horen. Hoe houden ouderbegeleiders dat vol?
Meer info
3,90
Van de redactie

Van de redactie

Een vakman is iemand die zijn vak grondig kent, volgens Van Dale. Een ouderbegeleider is iemand die ouders en ouderschap goed kent, voeg ik daar aan toe. De ouderbegeleiders in het thema Ouders en dokters — wat doet de ouderbegeleider daartussen? laten dat vakmanschap zien. Zij kennen de ouders én de medische wereld. Ze weten wat ouders en dokters beweegt en pendelen daartussen.
Meer info
3,90
Welles nietes - Redactie en lezers in gesprek

Welles nietes - Redactie en lezers in gesprek

Over vakmanschap, heldere kaders én vrije ruimte
Verslag van het rondetafelgesprek
De deelnemers:
Marcel de Beukeleer, ouder. Raad van Ouders van de Jeugdhulp België René de Bot, directeur zorg Stichting Flexus
Annemiek Couwenbergh, manager persoonsgebonden budget Stichting de Combinatie
Astrid van Dam, contextueel therapeut Nel Jessurun, maatschappelijk werker/ psychotherapeut
Lineke Joanknecht, regiomanager Eigen Kracht Amsterdam, Spirit Marie José Knops, Coördinator Familie Netwerk Beraad, Jeugdzorg Dordrecht Ingrid van Kempen, pleegouder Mirte Loeffen, adviseur Collegio Lenie Roose, pleegouder Willy de Wit, netwerkpleegouder Coy Wierda, organisatieadviseur Fenny Wijnholds, manager Families First Jeugdzorg Drenthe
In het vorige nummer van O&O stond in het thema pleegzorg het verhaal van een netwerk-pleegouder. Het was geanonimiseerd om de kinderen te beschermen en ook omdat we niet één instelling en/of bepaalde hulpverleners centraal wilden stellen, maar het systeem van hulpverlening en jeugdzorg dat er vaak toe leidt dat ouders en pleegouders zich buitenspel voelen staan.
Meer info
3,90
Zoeken naar oriëntatie voor professionele verantwoordelijkheid

Zoeken naar oriëntatie voor professionele verantwoordelijkheid

een reactie op de casusbeschrijvingen ‘Prudent laveren tussen ouderlijk gezag en medische macht’ en ‘Het recht van ouders op een rechte rug’
Met veel respect las ik de case story van Nico Naamloos in het artikel van Van der Pas. Ik werd getroffen door het zorgvuldige zoeken naar verheldering over de vraag naar de verantwoordelijkheid van de ouder-begeleider tegen de achtergrond van de afstemming van diverse plichten en verantwoordelijkheden in een concrete situatie rond een kind dat spoedig gaat sterven. Naamloos zoekt naar oriëntatie om zijn eigen weg te vinden in een complex landschap. In het traject dat de auteur beschrijft, laat hij zien hoe hij als ouder-begeleider present is in de setting van zijn werk op een kinderafdeling. Het is niet een traject zonder alternatieven. Geleid door hoe hij zijn verantwoordelijkheid naast die van anderen interpreteert, maakt hij bepaalde keuzes en niet andere. Op de achtergrond zie ik de omtrekken van een zich ontwikkelende beroepsethiek en daarmee verbonden van een hermeneutiek (systematische interpretatie). Dit laatste, het kritisch stilstaan bij vertalen en vertolken, komt expliciet aan de orde in het artikel van Bob de Raadt en Constance Hoogervorst. Ook zij wijzen op ongelijktijdigheid tussen verschillende betrokkenen in de kliniek. We moeten mede daarom als ouderbegeleiders meer ruimte claimen voor onze positie als ‘vertaler’, schrijven zij. Dit lijkt echter niet precies hetzelfde te betekenen als ‘harder roepen, ofzelfs ‘er voor zorgen beter te worden gehoord’. Naar mijn indruk gaat het minstens zozeer om ruimte bij zichzelf, en voor het goed recht van de eigen professionaliteit. Beide bijdragen treffen me ook als professioneel zonder professionalisme, dat wil zeggen voorbij de (soms wel verlokkelijke beperking van) een nauw gelimiteerde instrumentele beroepsopvatting.
Dr. Hanneke Meulink-Korf is docent pastoraat aan het Theologisch Wetenschappelijk Instituut
bij de Universiteit Leiden en tevens werkzaam als familietherapeut in een eigen praktijk.
Adres: Roerstraat 16 - III, 1078 LN Amsterdam.
E-mail: j.n.meulink-korf@umail.leidenuniv.nl
Meer info
3,90